Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ideën III (1876)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ideën III
Afbeelding van Ideën IIIToon afbeelding van titelpagina van Ideën III

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.97 MB)

ebook (3.34 MB)

XML (1.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

aforismen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ideën III

(1876)– Multatuli–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

819.

Na 804 was ik moe van wyshedens. Ik had lust in afwisseling. Misschien ook zocht ik aanleiding tot de volgende opmerkingen, bydragen tot Vrye Studie op aesthetisch gebied.

In de waardeering van 'n kunstvoorbrengsel hechten we gewoonlyk te veel waarde aan de soort waaronder men 't - al te konventioneel soms - rangschikt, en te weinig aan de wyze van uitvoering. 'n Veldslag moge ons belangryker voorkomen dan de stoffeering van 'n binnenkamer, hieruit volgt geenszins dat de bataille-schilder, als zoodanig boven den beoefenaar van 't genre staat. Deze opvatting zou overeenkomen met de vals-poëtische meening dat de sterrekundige verheven is boven den mineraloog of chemist. Het Zyn is altyd even belangryk, en de studie daarvan even eerwaardig, onverschillig welken rang 't behandeld voorwerp in onze schatting inneemt.

Het gebied van de Kunst is 'n republiek, waarin 't verschil van bedryf geen onderscheid van stand meebrengt. De waarde der burgers wordt bepaald door de wyze waarop ze dat bedryf uitoefenen.

Dit laatste - altyd in-verband met 30 - houd ik voor hoofdzaak.

Indien 't evenwel kon te-pas komen den kunstenaar hooger of lageren rang aantewyzen volgens de soort der kunst die-n-i beoefent, zou de paradoks verdedigbaar zyn dat het mindere boven 't meerdere staat. Wie met weinig of onbeduidende gegevens 'n indruk te-weeg brengt, gelykstaande met dien waartoe anderen legioenen strydende vallende juichende beeldjes noodig-hebben, moest ter aanvulling van 't ontbrekende zooveel meer ziel uitgeven als er aan 't gewicht van de behandelde onderwerpen te-kort kwam. M'n likdoorn-his-

[pagina 239]
[p. 239]

torie kost me minstens zooveel als de pedante nummers.

Misschien zou men 'n horace vernet die op kunsttriomf boogt, kunnen antwoorden: ik geloof 't graag... je hebt altyd heele legers die je bystaan!

Toch neem ik die paradoks niet in bescherming, en doelde daarop slechts om de onrechtvaardigheid van 'n stipt-tegenovergestelde meening te doen in 't oog vallen. 't Verdedigen der voorwaardelyke verdienste van kunstvoortbrengselen die zich op zoogenaamd-lager terrein bewegen, zou al zeer spoedig leiden tot het ònvoorwaardelyk kiezen van zoodanig terrein, om zinledige opvatting en gebrekkige uitvoering te verschoonen. De eenvoudigheid of armoede van de ter behandeling gekozen gegevens, mag evenmin ter verontschuldiging van plichtverzuim dienen, als het tegendeel.Vernet heeft geen recht zich te beroepen op de moeielykheid om zooveel kavallerie behoorlyk te stallen op z'n doek. 't Stond aan hèm, 'n paar eskadrons aftedanken. Anderen weer mogen niet klagen over de soberheid van hun donnêes. Ze hadden hun slapende keukenmeid 'n paar kameraadjes kunnen geven, en ook 't traditioneele ‘bos wortelen’ was vatbaar voor vermenigvuldiging, zonder de minste verkwisting van vernuft. Ga naar voetnoot*

Ik moet ook hier alzoo waarschuwen tegen de hebbelykheid om uit algemene stellingen juist de enkele byzonderheid aantegrypen die tot verkeerde toepassing leiden kan. 't Ware anders te vreezen dat we al zeer spoedig dat lage hoorden aanvoeren als vrybrief voor zinledige opvatting of slordige behandeling, en we liepen aldra gevaar, de ons uit 'n vorig nummer eenigszins bekende ‘één heer met één hond en één haas’ te zien gelyken op 'n vrouw met kat en hagedis, onder voorwendsel dat de afwezigheid van zware kavallerie verschooning meebrengt voor de grofste achteloosheid.

voetnoot*
Noot van 1876. Aan zoodanige verkwisting maken de meeste schilders zich zelden schuldig. De oorzaak is verregaand gebrek aan oorspronkelykheid, 'n fout die eens-voor-al de patienten bewegen moest zich toeteleggen op 'n ander ambacht dan 't hanteeren van 't penseel. Hoe, in-weerwil hiervan, zoo vélen zich schilder noemen, en ook by anderen daarvoor doorgaan, is sedert eeuwen toeteschryven aan 'n dwaling van gelyke soort als die welke aspirant-dichters naar deze of gene modellen verwyst... naar vondel, by-voorbeeld. Men spreekt telkens van 'n ‘school’ en gaat in de leer by oude meesters, alsof de ziel 'n zwavelstokje ware, dat men hier-of-daar kan aansteken aan 'n kooltje vuur. Wie nu hierby bedenkt dat er onder die oude meesters in de schilderkunst - de zéér beroemden waarlyk niet uitgesloten! - veel doove kolen worden gevonden, veel ambachtsluî zonder andere verdiensten dan dat ze bestelde poppetjes leverden aan de Kerk, heeft 'n antwoord op de vraag, waarom over 't algemeen de schilders zoo arm zyn aan 't hoofdbestanddeel van de Kunst, aan scheppingsvermogen, aan poezie!
Doch al waren de ‘meesters’ die men zich ten-voorbeeld stelt, inderdaad artisten geweest - iets wat ik met zeer weinig uitzondering ontken - dan nog blykt er uit al dat aanpryzen en gebruik maken van ‘school’ dat men weinig besef heeft van de wys waarop Kunst - ware wezenlyke scheppende Kunst! - in de ziel van den kunstenaar ontstaat en zich behoort te ontwikkelen. Aannemende dat michel angelo, rafael, rubens, rembrandt, e.d. altyd leveranciers waren van schoone schilderstukken - wat te veel aangenomen is: die al te beroemde mannen hebben meermalen foeileelyke dingen voor den dag gebracht, om nu niet te spreken van de byna doorgaande geesteloosheid van hun werk! - dan nog zal de ware artist geen andere behoefte voelen aan 't staren op hun arbeid, dan noodig is om hun 't een-of-ander ambachtelyk handigheidjen in de uitvoering aftezien. Wat de indrukken aangaat, hy heeft schooner beelden - dieper ideën vooral! - in de ziel, dan zy hem leveren kunnen. En wie géén artist is, géén schepper, géén poeet, zal 't waarachtig niet worden door navolging. Zonderling dat deze eenvoudige waarheid zoo moeielyk te vatten schynt! Ieder weet toch dat men zich niet voeden kan met de spys die 'n ander gebruikt heeft? Niemand immers beweert dat men zwemmen leert door naar 'n visch te kyken? Kunst - ik spreek alweer niet van 't ambachtelyk onderdeel: van de uitvoering - Kunst moet van binnen naar buiten werken, en niet omgekeerd. Even als in de noot op 731, naar aanleiding van dat zotte aanpryzen van vondel als model, vraag ik: indien 't volgen van 'n pretensen ‘meester’ den kunstenaar 'n behoefte is, wien heeft dan die ‘meester’ gevolgd? De eisch van geniale Kunst is juist dat men géén voorgangers hebbe. Het tegenovergesteld grondbeginsel draagt de schuld dat de wereld ten-allen-tyde overstroomd werd met brekebeenen. En dit geldt voor andere vakken vooral niet minder dan in de schilderkunst. (921, 947.) Zoolang er van katheders gedoceerd wordt dat het om ryk te worden, voldoende is z'n oogen te vestigen op 'n ryke - of... op iemand die voor ryk doorgaat - spreekt het vanzelf dat weinigen de handen uitsteken. Waarom zou men zich blootstellen aan de tragische ervaring waarop ik doelde in 30, als men de smart van 't bevrucht worden, van dracht en verlossing, zoo gemakkelyk kon uitwinnen?
Ik vraag aan de Van Vlotens die op 't gebied van Kunst en Litteratuur modellen aanpryzen, welk nut zyzelf van hun methode hebben getrokken? Ze zullen moeten erkennen dat hiervan tot-nog-toe bitter weinig gebleken is. Wat al dichters en kunstenaars zouden we hebben, als hun wawelpraat opging! De oorzaak van die gladverkeerde les ligt alweer in armoed van geest en in luiheid. Te traag en te dor om zelf wat degelyks voorttebrengen, geven die heeren zich den schyn iets verricht te hebben door 't verwyzen naar 'n ander, liefst naar 'n doode met wien niemand konkurreert, en die dus niet in den weg staat. (657) Wat zou men zeggen van den bakker die, in-plaats van brood te leveren, z'n klanten afscheepte met den raad om 'n verhandeling over panifikatie te bestudeeren! Of: zich te verzadigen aan 't indenken van de voedingskracht der duivekaters die opgegraven zyn te Pompeji?
Om ten-slotte terugtekeeren op m'n meening over de byna algemeene armoed aan poëzie by schilders, breng ik als tegenstelling de stukken van alma tadema in herinnering. Ziedaar iemand die schept, iemand die de Natuur der dingen weet en durft te coëfficieeren met eigen opvatting, ziedaar 'n artist! En dit blyft zoo, al ware die opvatting verkeerd, en al beweerden de mannen van 't ambacht dat-i fouten maakt in de uitvoering van z'n denkbeelden.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken