820.
De kunstenaar die 'n uitvoerige en omslachtige taak - ik zeg niet:
'n verheven conceptie - gebrekkig uitvoert, is in zekeren zin minder streng te
veroordeelen, dan de artist die met 'n al te mager talent meent in-staat te zyn
hoogen rang te geven aan 'n sober onderwerp. De oorzaak hiervan is geenszins
dat de taak van den eersten moeielyker wezen zou. Integendeel. Maar de keus van
't eenvoudige, doet zeker aanspraak-maken op bekwaamheid
veronderstellen, dat by mislukking ongunstig getuigenis geeft van de zelfkennis
des auteurs. Hy schynt dan aldus geredeneerd te hebben: die kleinigheid...
plus myn talent: sufficit! Indien alzoo m'n likdoornhistorie niet
‘mooi’ is, ben ik dubbel schuldig. 't Zyn in den regel juist
leerlingen, beginners, in wien wy 't mislukt pogen waarnemen om iets zoogenaamd
groots tot-stand te brengen. Alleen de meester - of wie zich daarvoor houdt -
mag 't wagen met z'n heer, z'n hond en z'n haas voor den dag te komen.