Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij657.De onbeschaamdheid waarmee men doodgemartelde verdienste durft loven, zou in 't krankzinnige overgaan, indien niet de zekerheid op byval van allen die 't gevaarloos dooden-pryzen als dekmantel gebruiken voor 't pynigen van wat er verdienstelyk leeft, bewys gaf dat men weet wat men doet. Neen, krankzinnig is ‘Publiek’ slechts in zoo ver, als èlke misdaad op zinsverbystering nederkomt. 't Verheffen van gestorven meesters - vaak met overdrevenheid, omdat schuldbesef fanatisme kweekt - is dan ook 'n bewys te-meer voor de reeds geopperde meening dat afgunst 'n groote rol speelt in 't laag-stellen van de levenden. De dooden staan niemand in den weg. Ze melden zich niet aan om 't bedrag van den schuldbrief te innen, dien men teekende met lawaai-hymnen en 'n metalen gedachtenispop. De ydelheid heeft vry spel, zich 'n adelbrief van kunstliefde aanteschaffen door 't goedkoop roemen van begraven verdienste. Dit wint dubbel, neen... drievoudig. Want behalve de kittelende zelfverheffing, en 't hieraan ontleend voorwendsel om den tydgenoot door lauwheid en karigheid te laten verkwynen, zoekt en vindt men in 't uitbundig loven van den voortyd, vergoelyking voor de zucht hem te mishandelen. Zoo worden de levenden met de gelauwerde schedels der | |
[pagina 88]
| |
dooden gesteenigd. Ga naar margenoot# |
|