Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij698.We zyn van kindsbeen af gewoon 't lyden van jezus te hooren afschilderen als 't non plus ultra van smart. Ik beweer echter - indien wy de Evangelien zonder al te willekeurige uitbreiding aannemen zooals ze daar liggen - dat zyn tegenstanders en vyanden, op zeer weinig uitzonderingen na, allergoedaardigst waren, tenzy men hun onbedrevenheid in de funktien van beul, wil toeschryven aan stompzinnigheid. De kruisdood - 't onvermydelyk tragisch einde - was een weldaad. Overigens zoeken wy in de Evangelien te-vergeefs naar de marteling die ònze maatschappy toepast op den outlaw die 't waagt of beproeft de wisselaars uit den tempel te jagen. | |
[pagina 113]
| |
Lezen wy, byv. dat men jezus in de rede viel, bespotte, nabauwde, toen-i zyn - naar myn inzien ten-onrechte beroemde - bergrede hield? Waren er hansworsten onder z'n gehoor, die z'n parabelen verwrongen tot zotterny? Blykt er dat-i geminacht werd, waar hy zich eenvoudig uitdrukte? Belachelyk gemaakt, als z'n taal verheven was? Vinnig bestreden, waar-i durfde afwyken van de ‘leer?’ Lezen wy ergens, dat men hem uitschold, lasterde, wondde in z'n huiselyke- of familie-betrekking? Bewerkte men dat het dagelyksnoodige hem moeielyk te verkrygen viel? Werd-i van-land tot-land gejaagd, overal balling, maar in z'n vaderland 't meest? Belette men hem te denken? We lezen niets van dat alles! En zelfs waar jezus zich schuldig maakt aan ongepaste handelingen of ruwen uitval, waar-i machtspreuk of ontwykenden kwinkslag geeft voor redeneering - altyd aannemende dat we de kennis omtrent z'n leven alleen mogen putten uit de Evangelien - ook daar ontbreekt immer de terechtwyzing die hem in ònzen tyd niet zou gespaard zyn. Ga naar voetnoot* Het heeft den schyn alsof ieder die met jezus in aanraking kwam, was voorbeschikt om òf z'n handelingen en uitspraken terstond zoo te begrypen als met z'n roeping overeenkwam, òf 'n soort van onbegrypelykheid ten-toon-te-spreiden, die juist geschikt was om de eigenaardigheid van die roeping in 't licht te stellen. Er is steeds harmonie tusschen hem en z'n omgeving. Over hem en z'n jongeren lag dezelfde tint, zelfs waar zy z'n woorden verkeerd schynen optevatten. Die verkeerde opvatting leidt dan ook op z'n hoogst tot 'n bescheiden vraag... nooit tot gekibbel of betwetery. In 't geheele leven van jezus komt geen enkele redetwist voor. Hy zegt iets: men zwygt. Men vraagt iets: hy antwoordt, en de vrager druipt af. Al wat met hem in aanraking komt, gelykt meer op de koren in 'n grieksch treurspel, die juist genoeg zeggen om 't karakter van de helden of heldinnen te doen uitkomen, dan op wezenlyke menschen die hun eigen begrippen meebrengen. Nooit verplaatsten de zoogenaamde vyanden van jezus de behandelde kwestien, door van algemeens onderwerpen overtegaan op z'n persoon, op | |
[pagina 114]
| |
z'n huiselyke omstandigheden, op z'n inborst, op z'n byzonder leven. Men smeedde geen wapens tegen hem uit z'n verhouding tot martha en maria. Men wierp geen vuil op z'n teedere vriendschap voor johannes. Er werd niet geschimpt op z'n bespiegelend leven, dat in ònzen tyd al zeer spoedig voor landloopery zou worden uitgemaakt. Nergens wordt hem z'n lage afkomst verweten, zoomin als z'n zonderlinge geboorte, welker voorgewende goddelykheid toch gewone onechtheid moest meebrengen in de oogen van ieder, die deze goddelykheid niet aannam. Men verdraaide z'n handelingen niet. Men schold hem niet voor onzedig noch zedeloos, waar-i blyk gaf van minachting voor de zeden van zyn tyd. (447) Men smaadde z'n armoede niet... In één woord, de roeping van den hervormer in onze dagen is moeielyker. De taak is zwaarder. De middelen geringer. De tegenstand krachtiger. De wapens waarmee 'n voorganger wordt bestreden, zyn scherper... ze zyn vergiftigd! Dat hy in-weerwil van dit alles niet mag bezwyken, is waar. (85, 86.) Doch dit is hier de vraag niet. De vraag is: of de zekerheid dat hy aldus zal worden bestreden, gunstig werkt op de stemming die noodig is tot het verkondigen van waarheid in Publieke voordrachten? |
|