447.
In Samojedie - ik weet niet of 't land zoo heet, maar dat is 'n
leemte in de taal, die we moeten aanvullen - in Samojedie is het de gewoonte
zich van-top tot-teen te besmeren met ransige traan. Een jonge Samojeed
verzuimde dit. Hy besmeerde zich volstrekt niet, noch met traan, noch met wat
anders.
- Ge volgt de zeden niet, zei 'n samojedisch wysgeer... ge
hèbt geen zeden... ge zyt zedeloos.
Dit was heel juist gezegd.
't Spreekt vanzelf dat de jonge zedelooze Samojeed mishandeld werd.
Hy ving meer robben dan elk ander, maar 't baatte hem niet. Men nam hem z'n
robben af, gaf ze aan Samojeden die behoorlyk naar traan stonken, en hèm
liet men honger lyden.
Maar 't werd nog erger.
De jonge Samojeed, na eenigen tyd te hebben voortgeleefd in
onbesmeerden staat, begon eindelyk zich te wasschen met eau-de-cologne.
Die welriekendheid was niet uittestaan in Samojedie!
- Hy handelt tégen de zeden, sprak nu de wysgeer van
den dag, hy is onzedig! Komt, we zullen voortgaan hem de robben
aftenemen die hy vangt, en bovendien slaan...