Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij699.Ik heb 't laatste woord nu reeds herhaaldelyk genoemd, en me tot-nog-toe ter voorkoming van verwarring onthouden van de opmerking dat de zaak die daarmee zou moeten worden aangeduid, in ons land eigenlyk niet bestaat. Noch ons klimaat, noch de daaruit ontstane bouworde onzer steden en huizen, noch ook de met een-en-ander in nauw verband staande zeden, vergunnen ons tot het volk te spreken. We hebben geen forum, geen zuilengangen, geen atheensche markt, geen rostrum, geen tribune. De boekdrukkunst verschafte ons 'n wyze van gedachten-uiting, die in zekere opzichten beneden, in andere boven 't gesproken woord staat. Indien wy bewerken konden dat ieder 't lezen verstond - 'n vrome wensch! - zou er misschien veel gewonnen zyn, doch zoolang dit het geval niet is, staan wy, wat het verveelvuldigen der gedachten aangaat, in zekeren zin beneden Grieken en Romeinen, jazelfs beneden sommige arabische stammen. In zekeren zin! Wat wy aan uitbreiding wonnen, gaat als gewoonlyk verloren aan intensiviteit. Onder 'n gegeven aantal hedendaagsche individuen die hun naam kunnen zetten en zelfs 'n brief schryven, zal men meer personen vinden, die eenige kennis hebben van zaken welke niet rechtstreeks onder 't bereik van | |
[pagina 115]
| |
hun zintuigen vallen, maar ik houd me verzekerd, dat ieder burger te Athene of te Rome, en zelfs ieder lid van 'n zwervende woestynhorde, beter op de hoogte was van de res publica zyns volks of van z'n stam, dan de meesten onzer tydgenooten van de zaken die hùn vaderland aangaan. De filippische redevoeringen van demosthenes bewyzen niet alleen zyn welsprekendheid, ze leveren - vooral met het oog op den uitslag - 'n getuigenis voor de vatbaarheid van z'n hoorders. Demosthenes zou in ons klimaat misplaatst wezen, of liever, hy was in òns land 'n onmogelykheid. By overigens gelyke gegevens, zou hem immer ontbreken; wat tot 't volkomen maken van 'n redenaar noodig is: 'n auditorium. Op dezen kunstenaar vooral is van toepassing, wat ik in 659 zeide over de onmisbare wisselwerking tusschen den artist en den indruk die z'n kunst te-weeg-brengt. |
|