harnas te jagen, die zich
daaraan schuldig voelen. Wie - als ik - laag neerziet op de
Volksvertegenwoordiging sedert 1848, en zich verplicht acht dit by elke
gelegenheid te betuigen, heeft zooveel partikuliere vyanden als 'r sedert '48
‘geachte leden’ werden gekommitteerd naar den Haag. De afkeuring
van misbruiken in Indie, wekt den haat van allen die wanbestuur uitoefenen of
toelieten. De minachting voor spiessbürgerei jaagt 'n zwerm
Kappelwespen op. Al wat handel dryft in de deugdjes van den dag, vliegt
te-wapen by 't vernemen dat er 'n nieuwe leer wordt gepredikt, die nadeelig zou
kunnen werken op den marktprys der mode-zedelykheid. De geestelyken achten zich
verplicht hun God, met traktement, invloed en verder toebehooren, te verdedigen
tegen den nieuwen godsdienst... die wel eens - neemt het me niet kwalyk,
heeren! - wèl beschouwd, ouder dan de hunne, ja de alleroudste, zou
kunnen zyn. En... de mannen van letteren, 't gens irritabile!
Om nu niet te spreken van allen die hun portret hebben meenen te
vinden in zekere àl te goed getroffen schetsen...
Veel vyanden dus. Zeer goed! Hoe meer hoe liever. Dit moet
zoo wezen.
Maar de soort van wapenen waarmee gestreden wordt, is niet
onverschillig. A1 schandvlekken zy den bandiet die ze gebruikt, zy wonden
daarom niet minder den kampvechter tegen wien ze gericht zyn.
En - treurig! - zulke wapens worden gemeenlyk aangewend tegen den
zoodanige die by-voorkeur 'n meer edele bestryding zou waardig zyn. Men wreekt
op hem de vrees die-n-i inboezemt, en hy boet door verraderlyk toegebrachten
wond, de schaamte van z'n vyanden over hun gemis aan moed om hem aantegrypen in
ridderlyken stryd.