Van Alexandros tot Zenobia. Thema's uit de klassieke geschiedenis in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1998)–Eric M. Moormann, Wilfried Uitterhoeve– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 169]
| |
Perikles(ca. 495-429), zoon van Xanthippos en van een vrouw uit het geslacht van de Alkmaioniden, Agariste. Hij verzette zich tegen het bewind van »Kimon en streefde met Ephialtes naar een verregaande democratie. Na de moord op Ephialtes en de verbanning van Kimon in 461 viel hem het politieke leiderschap over Athene ten deel. De democratie kwam tot uitdrukking in de uitbreiding van rechten voor de lagere klassen, de uitreiking van daggelden aan degenen die de volksvergaderingen wilden bijwonen en geen inkomen konden missen, en de uitbreiding van de macht van ‘demos’ (volksvergadering) en ‘boule’ (raad van 500, geloot uit de bevolking). Het burgerrecht werd beperkt tot de kinderen van een Atheense vader en een Atheense moeder. Jaren achtereen (442-429) werd Perikles tot strateeg gekozen en kon hij in het college van 10 strategen het beleid vrijwel alleen bepalen. Dit was gericht op een vergroting van de Atheense macht binnen de Attisch-Delische Zeebond, de strijd tegen de Perzen en de sanering van de verhoudingen met Sparta. Met de Perzen kwam het in 449 tot een verdrag (Kallias-vrede), met de Spartanen drie jaar later tot de ‘Dertigjarige Vrede’. Tegenstand had Perikles uiteraard vooral te verduren van aristocratische krachten. Perikles streefde bewust een politieke en culturele eenheid na en trachtte Athene een minstens zo schitterende en dominante positie te bezorgen als onder de Peisistratiden (560-511/10). Hij breidde de door »Themistokles begonnen fortificaties uit en pleitte voor de bouw van de derde van de ‘lange muren’ die de havenstad Peiraieus met Athene verbonden. De Attisch-Delische Zeebond werd volledig ondergeschikt aan Athene en de rijkdommen in haar kas, voor een groot deel van Delos naar Athene overgebracht, werden aangewend voor de verfraaiing en uitbreiding van de stad. Zo begonnen de herbouw van het Demeterheiligdom in Eleusis en de bouw van het Parthenon (447-438) op de Akropolis, die nog steeds vol puin lag sinds de verwoesting door de Perzen in 480. Die lange tijd van ruïnes moet wellicht verklaard worden door de voortdurende oorlogsinspanningen, die met de twee verdragen voorbij waren. In cultureel opzicht kreeg Athene een leidende positie dankzij de kringen rond Perikles met onder meer de filosoof Anaxagoras, de dichter Sophokles, de historicus Herodotos en de architect-beeldhouwer Pheidias. Er kwamen muziekwedstrijden in een nieuw odeion aan de voet van de Akropolis en theateropvoeringen werden gestimuleerd. De groeiende macht bleek voor Sparta onmogelijk te tolereren. Conflicten van Athene met Sparta's bondgenoten Korinthe en Megara vormden de aanleiding tot de Peloponnesische Oorlog die in 432/31 uitbrak. Perikles trok de bevolking van het platteland binnen de ‘Lange Muren’ terug en liet Attika ten prooi vallen aan de Spartaanse troepen. Dat leidde evenwel tot irritatie en hongersnood, en misschien is ook de beruchte pest die in twee golven in 429 en 428 de stad teisterde, aan de onhygiënische omstandigheden te wijten geweest, al schijnt, zoals in de middeleeuwen, een exogeen element waarschijnlijker. Perikles kreeg wellicht ook hierdoor veel persoonlijke aanvallen te verduren: in de komedies werd hij van machtsmisbruik beschuldigd en zijn tweede vrouw, de uit Milete afkomstige, invloedrijke Aspasia was velen een doorn in het oog. Pheidias, persoonlijk vriend van Perikles, had in 438 al het veld moeten ruimen wegens vermeende diefstal van goud. Zelf bezweek Perikles vermoedelijk aan de pest in 429. De confrontatie met Sparta zou overigens pas in 404 met een voor Athene uiterst ongunstig vredesverdrag aflopen.
Ploutarchos kwalificeert Perikles als de beste redenaar van zijn tijd; hij is onomkoopbaar, terughoudend in de omgang en nooit uit op persoonlijk gewin. Hij koppelt hem in zijn | |
[pagina 170]
| |
parallelle biografie aan »Fabius Maximus, onder meer omdat beiden tegen de politieke waan van de dag vasthielden aan hun beleidslijn. Ook Thoukydides, die zelf als strateeg in politiek en oorlog actief was, geeft een positief beeld, dat is overgenomen door de 4e-eeuwse redenaars Isokrates en »Demosthenes, die ook Perikles' bouwpolitiek prijzen. Kritiek kwam in de 5e eeuw reeds van de, slechts dankzij fragmenten bekende, komedieschrijvers Eupolis en Kratinos en postuum in Acharniërs 425 en Vrede 421 van Aristophanes. Kritiek in Plato's Gorgias en bij Aristoteles in zijn Staat der Atheners wordt onbekenden in de mond gelegd en hoeft dus niet van de auteurs zelf te zijn. Meestal echter wordt een welhaast hagiografisch positief beeld geschetst. Hij is trouw aan zijn geliefde vrouw Aspasia. Zijn gestrenge kuisheid wordt zowel door Valerius Maximus als door Cicero (De officiis) geïllustreerd met het verhaal dat hij, toen zijn vriend Sophokles, tragedieschrijver en medestrateeg, eens in enthousiaste bewoordingen de schoonheid van een passerende jongen prees, aan deze voorhield dat hij zich niet alleen met zijn handen maar ook met zijn blikken kuis moest tonen. Het tactische inzicht bleek uit de juiste afweging om het land aan de vijand over te laten en oorlog op zee te voeren. Zijn retorische gaven zijn niet uit eigenhandig geschreven redevoeringen bekend, maar wel uit de indrukwekkende redes die Thoukydides hem in zijn geschiedwerk laat uitspreken: de rede bij het besluit om de oorlog tegen Sparta te beginnen; die voor de gevallenen in het eerste oorlogsjaar, en die te zijner verdediging en tot aansporing in het tweede jaar. Perikles gold vanaf de Verlichting als een voorbeeld van een modern, kritisch politicus bij wie de rede overheerst. De genoemde lijkrede werd zeer beroemd, en is in de 18e en 19e eeuw vaak geïmiteerd. Fragmenten ervan werden in 1915 op de Londense bussen aangebracht teneinde de Engelsen aan te moedigen tegen Duitsland ten strijde te trekken. En natuurlijk werd Perikles, die Athene uitbouwde tot de culturele hoofdstad van Griekenland, bij de vanaf het einde van de 18e eeuw voortdurend groeiende bewondering voor Hellas, de representant bij uitstek van zijn culturele hoogtepunt. De grote kunstzinnige en literaire bloei leidde vaak tot verheerlijking van de man die dit mogelijk had gemaakt. In de bellettrie en de kunst is er voor deze staatsman slechts een bescheiden plaats weggelegd. Ploutarchos heeft zijn uiterlijk beschreven: het hoofd zou asymmetrisch en buitensporig groot zijn. Dat had reeds in de komedie geleid tot benamingen als ‘uienhoofd’. De portretten tonen hem met een helm op, volgens Ploutarchos om genoemde reden, in werkelijkheid vanwege zijn functies. Pheidias zou hem en zichzelf op het schild van het cultusbeeld van Athena voor het Parthenon hebben voorgesteld, hetgeen aanleiding vormde tot kritiek vanwege ongeoorloofde persoonsverheerlijking. In de oudheid zijn alleen portretten uit de tijd na Perikles bekend en ontbreken verhalende voorstellingen. De berisping van Sophokles bij Valerius Maximus en Cicero verschafte Perikles een plaats als representant van de ‘Temperanza’ in Perugino's fresco ca. 1500 in de Cambio te Perugia, samen met de sobere »Cincinnatus en met »Scipio Maior die immers afstand deed van een hem toekomend meisje. Een vroeger aan Poussin toegeschreven doek van Sweerts ca. 1650 beeldt de pestepidemie in Athene uit. Een gobelin uit Brussel 1730 naar een karton van Janssens in de Audienzzimmer van Charlottenburg te Berlijn stelt Perikles in een veldslag voor; pendanten zijn de via Ploutarchos bekende veldheren en politici »Lykourgos, Theseus en Aristeides. Op een anoniem schilderij uit de tweede helft van de 19e eeuw in Athene houdt Perikles een toespraak tot de Atheners; de achtergrond toont de reeds voltooide bebouwing van de Akropolis, een anachronisme daar dat pas rond 410 het geval was. Ook de volkskunstenaar Theo- | |
[pagina 171]
| |
philos maakte op zijn schilderij uit 1928 met hetzelfde thema een vergissing door de scène te situeren op de Areopaag in plaats van op de Pnyx. Perikles aan het doodsbed van een van zijn zonen (hij verloor zijn beide zonen door de pest) was thema voor de Prix de Rome 1851. Landor nam in zijn Imaginary Conversations 1824-29 een gesprek tussen Perikles en Sophokles op. Zijn Pericles and Aspasia 1836 is een gefingeerde briefwisseling over de ideale cultuur van Griekenland. T. Hölscher in Fittschen 1988; Perikles 1974-75. |
|