Van Achilleus tot Zeus. Thema's uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1995)–Eric M. Moormann, Wilfried Uitterhoeve– Auteursrechtelijk beschermdTriton,sinds Hesiodos doorgaans beschouwd als zoon van Poseidon en Amphitrite. Deze vriendelijk gestemde godheid van de zee heeft het bovenlijf van een man en het achterlijf van een vis. Hij bespeelt de trompet of een trompetvormige schelp en kalmeert de zeeën. Hij wordt wel in plaats van de vergelijkbare »Nereus genoemd als degene met wie »Herakles moet worstelen om hem te dwingen de weg te wijzen naar de tuin van de Hesperiden. Apollonios laat Triton uit het door deze auteur aan hem toegedachte domein, het Triton-meer in Noord-Afrika, opduiken om de »Argonauten de uitweg naar zee te wijzen. Vergilius vertelt hoe hij een metgezel van Aeneas, Misenos, die had durven beweren dat | |
[pagina 278]
| |
hij beter trompet speelde dan Triton, in zee trekt.
In de hellenistische en Romeinse cultuur wordt ‘Triton’ een soortnaam en komt er een vrouwelijke pendant, de Tritonessa. Het zijn vrolijke gestalten, soms half man/vrouw en half vis, maar ook wel afgebeeld als zee-Kentauren. Zo dartelen ze over de golven, dikwijls in gezelschap van de Nereïden, blazend op een schelp als op een blaasinstrument, in het gevolg van Poseidon of Galateia of in andere zeetaferelen: in muurschilderingen, op mozaïeken (met name in badgebouwen) en op sarkofaagreliëfs. Aldus keert de Triton-gestalte of keren groepen Tritonen terug in de beeldende kunst van de nieuwe tijd. Zij komen talloze malen voor in voorstellingen met »Galateia, »Poseidon en »Nereus. Een min of meer zelfstandige uitbeelding, zij het dikwijls met hun vrouwelijke tegenhangers de Nereïden, krijgen zij als natuurlijke, dartele, stoeilustige zeewezens in de renaissance in het oeuvre van onder meer Piero di Cosimo ca. 1505 (met als pendant de Nereïden) en Mantegna eind 15e eeuw (samen met hun mannelijke tegenhangers op het land, de Satyrs). Zij worden opnieuw populair in de schilderkunst van de 19e eeuw, met als prominente vertegenwoordiger Böcklin in een reeks werken tussen 1869 en 1887. Een grote opgang maken zij in de beeldhouwkunst, en dan veelal, opnieuw samen met de Nereïden, als decoratief onderdeel van fonteinen. Zo is er de Triton-fontein van Bernini 1642-43 op de Piazza Barberini te Rome, de Pyramide-fontein van Girardon ca. 1669 in het park te Versailes en een Triton-beeld van Elshoecht midden 19e eeuw voor een fontein op de Place de la Concorde te Parijs. Lattimore 1976; Rumpf 1939; Shepard 1940. |
|