Bijlage I. [Nadere toelichting omtrent houding en handgebaar, met afbeelding]
Tot nadere toelichting van 't geen omtrent de gebaren valt op te merken, volge hier, hoofdzakelijk naar de boven (bl. 260) aangegeven boekjens van duquesnois, nog een en ander, door nevenstaande afbeeldingen opgehelderd.
Wat den lichaamsstand in 't algemeen betreft moeten beide beenen zoo gesteld zijn, dat men het lijf op het linker laat rusten, en het rechter wat vooruitbrengt (zie op bijgaande prent fig. 1), zoolang men althans zijn gehoor vóór zich of aan de rechter zij heeft; is het aan de linker geplaatst, dan brengt men daarentegen het linker been vooruit, en rust op het rechter.
Bij 't in beweging brengen der armen moeten deze een kleinen bocht beschrijven. Ondersteld, dat zij zich als in den vorigen stand bevinden, en men een van beiden verplaatsen wil, om een punt of richting aan te geven, zoo lichte men den elleboog wat op, om dan de hand met een kleine ronding vooruittebrengen (fig. 2).
De bocht verlengt zich naarmate van de ruimte, die men zijn gebaar wil laten doorloopen, gelijk bijv. als men omhoog wijst (fig. 3).
Het voornaamste handgebaar moet steeds aan dezelfde zij geschieden, aan welke het been naar voren gebracht is (fig. 4).
Geeft de hand het verlangen te kennen, iemand te zien naderen, zoo moet de palm of binnenzij steeds naar spreker-zelf gekeerd zijn (fig. 5); drukt zij daarentegen afwending uit, zoo wordt die palm naar buiten gekeerd (fig. 6).