Alle de brieven. Deel 14: 1701-1704
(1996)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdBrief No. 244
| |||
Gepubliceerd in:
| |||
Korte inhoud:Over vorm van zandkorrels van fijn zand afkomstig uit Oost Indië. Vermeende figuren en afbeeldingen in de zandkorrels. | |||
Opmerkingen:Een eigentijdse, Engelse vertaling van de brief bevindt zich in handschrift te Londen, Royal Society, MS 2022, Early Letters L.3.57; 5 foliobladzijden. De brief werd voorgelezen op de vergadering van de Royal Society van 26 januari 1703/4, O.S. (Royal Society, Journal Book Original, Dl. 11, blz. 40). Zie voor de Oude Stijl (O.S.) de Opmerkingen bij Brief 228 [140] van 2 augustus 1701, in dit deel. | |||
Letter No. 244
| |||
Published in:
| |||
Summary:On the form of grains of fine sand, originating from the Dutch East Indies. Putative figures and images in the grains of sand. | |||
Remarks:A contemporary English translation in manuscript of the letter is to be found in London, Royal Society, MS 2022, Early Letters L.3.57; 5 folios. The letter was read in the meeting of the Royal Society of 26 January 1703/4, O.S. (Royal Society, Journal Book Original, vol. 11, p. 40). For the Old Style (O.S.) see the Remarks on Letter 228 [140] of 2 August 1701, in this volume. | |||
Delft in Holland den 4e December 1703.
Aande Hoog Edele Heeren. Mijn Heeren die vande Coninklijke Societeit in London.
Mijn laasten onderdanigsten aan Hare Hoog Edele Heeren is geweest den derden vande Maant Novemb. laast ledenGa naar voetnoot1, die ik wil hoopen, dat wel te regt sal gekomen sijn. Ik neme weder de vrijmoedigheijt dese mijne volgende aanteekeninge Hare Hoog Edele Heeren te laten toekomen. Wanneer ik van het zand quam te spreeken, hebbe ik wel geseijt, dat ik niet en geloofden, dat van alle de zandenGa naar voetnoot2, men twee zanden zoude vinden, die in alle deelen malkanderen gelijk zouden wesenGa naar voetnoot3, want soo deselve in haar eerste maakselGa naar voetnoot4 den anderenGa naar voetnoot5 gelijk waren geweest, soo zouden deselve nu van den anderen verschillen, om dat de zanden die ons voor komenGa naar voetnoot6, soo veel veranderinge onder worpen zijn geweest, dat het een wonder soude wesen, soo deselve tot het kleijnste deeltje, die wel duijsent in een kleijn zantje zijnGa naar voetnoot7, met den anderen zouden gelijk zijn. | |||
Delft in Holland, the 4th of December 1703.
To the Very Noble Sirs, Gentlemen of the Royal Society in London.
My last respectful letter to you, Very Noble Sirs, was that of the third of the month of November lastGa naar voetnoot1, which I hope will have duly reached you. I again take the liberty to send you my following notes. When I used to speak of sand, I said that I did not believe that among all the sandsGa naar voetnoot2 one would find two which would be identical with each other in all respectsGa naar voetnoot3, for if their form had originally been identical, they would now differ from each other, because the sands which we see have been subject to so many changes that it would be a marvel if they were identical with each other down to the smallest particle, of which there are some thousand in a small grain of sandGa naar voetnoot4. | |||
Want laten wij stellenGa naar voetnoot8, gelijk ik mij veel maal in gebeeld hebGa naar voetnoot9, dat ons gemeen zandGa naar voetnoot10, waar van het eene zand, bij een ander in helderheijt verschilt, van den beginne aan, met gladde zijden, en scharpe puncten sijn versien geweest, deselve punctenGa naar voetnoot11 en gladde zijden, soo deselve die nog mogten hebben, tegen malkanderen soo werden gestooten, dat in deselve veel putten sijn te bekennen, ende dusGa naar voetnoot12 de figuur werd benomen, die de zanden in haar eerste maaksel hadden, en wie weet, wat verplaatsingeGa naar voetnoota de zanden ontrent de oppervlakte vanden Aertkloot al onderworpen zijn geweest, en ik beeld mij in, dat de zanden leggende eenige diepteGa naar voetnoot13 onder een steenagtige gront, daar een gelaade wagen vaardigGa naar voetnoot14 over gevoert werd, veele zanden daar ontrent, tegen malkanderen soo gebost werden, dat den eenen den anderenGa naar voetnoot15, met inwendigeGa naar voetnoot16 putten komen te quetsen, maar dat ook wanneer deselve scharpe hoeken hebben, de hoeken wel komen af te breeken, ik laat staan het geene soo doorGa naar voetnootb stormen, donder, enGa naar voetnoot17 Aertbevinge werd te weeg gebragtGa naar voetnoot18. Ga naar margenoot+Na dese mijne geringe gedagten, bekome ik eenige blinkende zanden, en wat meer van een Out Heer mij in Maatschap bestaandeGa naar voetnoot19, die het selvige zand inden jare 1648. van een Boekhouder vande Oostindische Compagnie was vereertGa naar voetnoot20, en welk zand met een Oostindisch schipGa naar voetnoot21, in ons land was gebragt, en mij gedenkt ook, dat ik soodanig zandGa naar voetnoot22 ontrent die tijd veelmaal hebbe sien bestroeijen, de geschreve Brieven, om voor het bekladden van het schrift bevrijd te sijn. Dit zand hoe dun dat het ook was en liet geen door schijnentheijt toe, al de blinkentheijt van het selve bestond alleenlijkGa naar voetnoot23, dat meest alle veele gladde zijden hadden, waar op het ligt vallende, een glans veroorsaakteGa naar voetnootc, en eenige seer weijnige zanden, die verre in grootheijt boven andere zanden uijt staaken, en hadden geen glans, hoe wel deselve int bloote oog glad scheenen te sijn, uijt welk gesigt ik mij in beeldeGa naar voetnoot9, dat haar glansige zijden soo tegen andere zanden waren gestooten, dat hare spiegelglansigheijt was benomenGa naar voetnoot24. | |||
Indeed, we may assume it to be certain, as I have thought frequently, that our common sand, of which one grain differs from another in transparence, was from the beginning provided with smooth sides and sharp points, and that these points and smooth sides, if they should still have them, are so struck against each other that many pits can be perceived therein and that they are therefore deprived of the form which the sands originally had. And who knows to what shifts the sands have been subject on the surface of the earth. And I think that if the sands lie at some depth beneath a stony soil, across which a loaded waggon is nimbly driven, many sands in that place are so bumped against each other that they will damage each other, thus forming indentations, but that also when they have sharp angles, the angles will break off, let alone what is brought about by storms, thunder, and earthquakesGa naar voetnoot5. Ga naar margenoot+After these my modest considerations, I received some gleaming sands, and that from an old gentleman, a kinsman of mine, who had been presented with the said sand in the year 1648 by a book-keeper of the East India Company, and which sand had been brought to our country in an East-Indiaman. And I also remember that about that time I often saw written letters being strewn with such sand, in order that the writing should not be blotted. However thin this sand was, it was not transparent; all its gleaminess was only caused by the circumstance that most of them had many smooth sides and when the light fell thereon, this caused a gleam and a very few grains of sand, which far exceeded others in size, did not gleam, although they appeared smooth to the naked eye, from which I concluded that their gleaming sides had been struck so much against other grains of sand that they had been deprived of their mirror-like gleam. | |||
Wanneer ik veele vande geseijde zanden, door het Vergroot glas was beschouwende, sag ik met verwondering, dat veele ses sijdig waren, en nog meer, als ik de fijnste zanden vande grofste hadde gesift, en dat meer is, ik konde niet bekennen, dat eenige zanden malkanderen gelijk waren. Ik hebbe dit geseijde zand, met op merkingeGa naar voetnoot25 veel maal beschout en mijn selven in gebeeldGa naar voetnoot26, of dese zanden, niet wel door een aardbevinge uijt een diepte, daar ze in rust hadden gelegen, tot de oppervlakte vanden Aertkloot waren gevoert, om dat veele stelde ik vastGa naar voetnoot27, de figuur van haar eerste maaksel hadden, want ze waren weijnig of niet geschonden, en wel voor namentlijk de kleijne zanden, en veele hadden soo danige scharpeGa naar voetnoot28 en puncte, die een geslepe punctige diamant, niet soude konnen op halenGa naar voetnoot29. Ik hebbe dit zand in stark waterGa naar voetnoot30 geleijt, om te vernemen, of het selvige, die zand deelen niet en soude ontdoenGa naar voetnoot31, of de glansigheijt benemen, en schoon ik eenige dagen het stark water op het zant hebb laten staan, soo hebbe ik gesien, dat het starkwater geen vermogen op het zand haddeGa naar voetnoot32. Vorders hebbe ik het zand, in soo een hitte gebragt, dat silver daar in soude gesmolten hebbenGa naar voetnoot33, en ik hebbe het selvige in sijn glansigheijt, en ongeschonden uijt het vuur bekomen. Ga naar margenoot+Omdat dit zand ongemeen kleijn is, bij ons wit schuur zand te vergelijken, en mij verwonderens waardigGa naar voetnoot34 voor quam, hebbe ik goet gedagt, eenige vande selve te laten af teijkenen. Ga naar margenoot+Fig: 1. ABCDEF. vertoont een sessijdig zand, dat soo blinkende was als men aan eenig metaal dat geslepen en gepolijst was, soude komen te sien, en in welke blinkentheijt, de Triangels die men inde selve quam te sien, mede seer blinkende waren, dat een seer aangenaam gesigt verwekte, en niet en konde beschouwt werden, als met verwonderingGa naar voetnoot35. Nu hadde ik voor een Vergroot glas staan een zand, dat wel grooter int oog was, maar het was platagtig, en welk zand na mijn oordeel geen sestiende deel vande groote van een grof zandGa naar voetnoot36, uijt ons wit zand konde uijt maken. | |||
When I examined many of the said grains of sand through the magnifying glass, I was surprised to see that many of them were hexagonal, and even more so when I had sifted the finest grains of sand from the coarsest; and what is more: I could not perceive that any of these grains were identical with each other. I attentively examined the said sand many times and considered whether these grains of sand might not have heen conveyed to the surface of the earth by an earthquake from a depth where they had been at rest, because I was convinced that many of them had their original form, for they were hardly damaged, if at all, especially the small grains, and many of them had such sharp points as a polished pointed diamond could not equal. I put this sand in aqua fortisGa naar voetnoot6 in order to see whether the latter would not dissolve those sand particles or deprive them of their gleaminess, and although I left the aqua fortis on the sand for some days, I saw that the aqua fortis had no effect on the sand. Further I exposed the sand to such heat that silver would have melted thereinGa naar voetnoot7, and I got it out of the fire with its gleaminess and intact. Ga naar margenoot+Because this sand is extremely small as compared with our white scouring-sand and appeared wonderful to me, I thought fit to have some of these grains drawn. Ga naar margenoot+Fig. 1. ABCDEF shows a hexagonal grain of sand, which gleamed as much as one would see on any polished metal; and in the said gleaminess, the triangles one saw therein also gleamed very much, which produced a very pleasant spectacle and could only be viewed with wonder. Now I had before a magnifying glass a grain of sand which was larger before the eye, but it was flattish, and in my opinion this grain of sand could not form the sixteenth part of a coarse grain of sandGa naar voetnoot8, out of our white sand. | |||
Dit zand was verwonderens waardig, ende de eerste die het sagen dat waren drie konst schilders, die het alle met verbaastheijt aan sagen, en een vande selve die niet de minste was, presenteerde sijn dienst, om soo een verwonderens waardig zand te mogen afteijkenenGa naar voetnoot37, en een tweede, datGa naar voetnoot38 hij de af teijkening mogte na teijkenen, om eenige lief hebbers te laten sien, wat in een zand te bekennen was. Ga naar margenoot+In dit zand dat met fig: 2 GHIKL. werd aan gewesen, vertoonden niet alleen, of men in een vervallen Tempel quam in te sien, met eenige Pilaren, maar in een hoek als met GHI: aan gewesen verbeelde te leggen, twee geknielde Beeldekens, die haar narmenGa naar voetnoot39 uijt staaken na een verbeeld altaarGa naar voetnoot40, dat een weijnig daar van daan was. Dit was te aangenamer om te aan schouwen, om dat het soo glansig was als eenig Metaal soude konnen wesen. Ga naar margenoot+Fig: 3. MNOP. verbeelt, soo veel het den Teijkenaar heeft konnen na volgenGa naar voetnoot41, een zes zijdig zantje, dat twee piramidaalze scharpe puncten hadde, soo danig, dat ijder zijde die de punct quam uijt te maken, seer glad en blinkent was, en ik heb ook wel soo danige zanden gesien, die uijt ijder zijde, nog een gladde schuijnze en blinkende plat hadde, soo dat ik aan een zantje vierentwintig platte blinkende zijde konde bekennen. Ook hebbe ik verscheijde zantjens gesien, die in plaats dat hare ses zijden, in een scharpe punct quamen te eijndigen, aldaar in een Triangel, Vierhoek, en ook wel in een vijf of seshoekig blinkent plat quamen te eijndigen. Ik hebbe ook verscheijde drie zijdige zantjens gesien, waar van eenige een welgemaakteGa naar voetnoot42 drie zijdige Triangel verbeeldenGa naar voetnoot43, die seer blinkende en ook seer dun waren,Ga naar margenoot+ andere hadden weer een dikte, als met fig: 4. QRS. werd af gebeelt. Ik vertoonden den Teijkenaar ook zantjens die volkomeGa naar voetnoot44 ses sijdig waren, en welkers platte zijden ons voor quame, als een metaal spiegeltje, dat in een lijsje stond; en ik hebbe ook wel gesien, dat in het glansige deel vande zantjens puttjens wierden gesien en welke puttjens ik mij wel in beelde te sien, dat in eenige ses sijdig waren, waar uijt ik een besluijt maakte, datGa naar voetnoot45 door een scharpe punct van een zes zijdig zand, daarGa naar margenoot+ in was gestooten, als hier met fig: 5. TVW werd af gebeeld. Wanneer men soo danig zand op zij quam te sien, vertoonden ijder van die ses zijden, die hier als een lijst verbeeldGa naar voetnoot46, een glad blinkent spiegeltje. | |||
This grain of sand was wonderful, and the first to see it were three artists, all of whom looked at it with amazement; one of them, who was not the least among them, offered his services to draw such a wonderful grain of sand, and a second asked whether he might copy the drawing, so that he could show some curious persons what was to be perceived in a grain of sandGa naar voetnoot9. Ga naar margenoot+In this grain of sand, which is designated by GHIKL in Fig. 2, one might see not only, as it were, a ruined temple with some pillars, but in a corner, designated by GHI, there seemed to be two kneeling figures extending their arms towards something resembling an altar at some distance therefromGa naar voetnoot10. This was all the more pleasant to behold because it was as gleaming as any metal could be. Ga naar margenoot+Fig. 3. MNOP represents, as well as the draughtsman was able to draw it, a hexagonal grain of sand, which had two sharp pyramidal points, such that each of the sides forming the point was very smooth and gleaming, and I also saw some grains of sand which on each side had a smooth, oblique, and gleaming plane, so that on one grain of sand I could perceive twenty-four gleaming plane sides. I also saw several grains of sand whose six sides, instead of ending in a sharp point, ended there in a triangle, a quadrangle, or sometimes in a pentagonal or hexagonal gleaming plane. I also saw several triangular grains of sand, some of which resembled a beautiful triangular triangle; these grains were very gleaming and also very thin, others again had a thickness such as designated by QRS in Fig. 4.Ga naar margenoot+ I also showed the draughtsman grains of sand which were regularly hexagonal and whose planes appeared to us like a metal mirror in a frame; and I sometimes found that in the gleaming part of the grains of sand small pits were to be seen, which appeared to me to be hexagonal in some of them, from which I concluded that they had been indented therein by a sharp point of a hexagonal grain of sand, as is designated hereGa naar margenoot+ in Fig. 5 by TVW. When one saw such a grain of sand from the side, each of those six sides, which here resemble a frame, looked like a smooth and gleaming little mirror. | |||
Ga naar margenoot+Fig: 6. XIJZ.Ga naar voetnoot47 vertoont mede een ses zijdig zand, dat men een weijnig op zij komt te sien, waar door het plat soo danige spiegelinge in ons oog niet en geeft, dan ofGa naar voetnoot48 de gladde zijden regt voor het gesigt stond, maar als danGa naar voetnoot49 quam de spiegelinge van twee zijden, die een gedeelte vande lijst verbeelden, met een glans voor het gesigtGa naar voetnoot50, als hier met fig: 6. aan X aan gewesen. Wanneer men nu soo danig zand, het agterste voor het gesigt brengt, soo hebbe ik wel gesien, dat het de geseijde figuur hadde, ende datGa naar voetnoot51Ga naar voetnoota over sulks, het geene men voor een duijstere ommetrek, van het gespiegelde zand, zoude te boek stellen, uijt twaelf blinkende lang werpige platte deelen bestond. Ik hebbe den Teijkenaar ook voor de oogen gestelt, een ses zijdig zantje, welkers vlakte of spiegelagtig wesen, van een ander maaksel was als den ommetrek, en op welkers spiegelagtig wesen verscheijde Triangelze figuuren waren, die alle hoe wel een weijnig verheven waren, egterGa naar voetnoot52 seer blinkende waren, dat een aangenaam gesigt verwekte,Ga naar margenoot+ als hier met fig: 7. ABC. werd afgebeelt, en schoon den ommetrek in dese gestalteGa naar voetnoot53 seer duijster voor quamGa naar voetnoot54, soo waren de zijden, wanneer deselve voor het gesigt stonden, seer blinkende. Ga naar margenoot+Ik hebbe ook het zantje fig: 8. DEFGH laten afteijkenen, waarin de verheventheden met der selver zijden werden aan gewesen, maar het is onmogelijk de nettigheijtGa naar voetnoot55, en het schoon gesigt dat in soo danig zand te sien was, te konnen uijt beelden, ofte met de penne ijemant een bevattinge daar van te geven, ten zij hij selver het gesigt daar van heeft gehad. Dit geseijde zand, hebbe ik het geene van het gesigt af stondGa naar voetnoot56, voor het gesigt gestelt, waar door het selvige met der selver veel hoeken, die alle zeer blinkende warenGa naar margenoot+ haar vertoondenGa naar voetnoot57, als hier met fig: 9. IKLMN. werd aan gewesen. In welke stellinge, een weijnig vande eene zijde van het selvige voor het gesigt quam, als fig: 9: tusschen K en L. werd aan gewesen. Nog hadde ik den Teijkenaar, een blinkent zantje voor de oogen gestelt, welkersGa naar margenoot+ eenige zijden mede ongeschonden waren, als hier met fig: 10. OPQR. werd aan gewesen, kort om, soo ik voor namGa naar voetnoot58 duijsent zanden voor het gesigt te stelle, en op deselve naeuwkeurig agt nam, ik twijffel niet, of ik zoude ijder van een bij sonderGa naar voetnoot59 maaksel of groote sien, behalven veele andere kleijne zaaken, die men in ijder bekennen konde,Ga naar margenoot+ gelijk de groote reet ofte schuurGa naar voetnoot60 die in fig: 8. met aa werd aan gewesen. | |||
Ga naar margenoot+Fig. 6. XYZ also shows a hexagonal grain of sand viewed a little from the side, as a result of which the plane does not cause such reflection in our eye as when the smooth side were directly facing us, but in that position the reflection came from two sides, which represent a part of the frame which gleamed before our eye, as here designated in Fig. 6 by X. Now if the rearmost part of such a grain of sand is brought before the eye, I saw that it had the said form and that consequently what one would take to be a dark contour of the reflected grain of sand consisted of twelve gleaming oblong planes. I also put before the draughtsman's eyes a little hexagonal grain of sand, whose plane or reflecting surface was of another form than the contour and on whose reflecting surface there were several triangular figures, all of which, though they were a little embossed, were very gleaming, which produced a pleasant spectacle, as here designatedGa naar margenoot+ in Fig. 7 by ABC. And although in this position the contour looked very dark, the sides, when facing the eye, were very gleaming. Ga naar margenoot+I also had the draughtsman draw the little grain of sand in Fig. 8, DEFGH, in which the bosses with their sides are designated, but it is impossible to depict the regularity and the beautiful appearance to be seen in such a grain of sand, or to give a person an idea thereof with the pen, unless he has seen it himself. I put the plane of this grain of sand which was turned away from us so as to face us, as a result of which it appeared with its many angles, all of which were very gleaming, as here designated in Fig. 9 by IKLMN. Ga naar margenoot+In this position a little of one side thereof faced us, as designated in Fig. 9 between K and L. I also placed before the draughtsman's eye another gleaming little grain of sand,Ga naar margenoot+ some of whose sides were undamaged, as here designated in Fig. 10 by OPQR. In a word, if I undertook to place a thousand grains of sand facing us, and attentively looked at them, I do not doubt but I should find each of them to have a different form or size, apart from many other small particulars one could perceive in each of them,Ga naar margenoot+ such as the large crack or rent designated in Fig. 8 by aa. | |||
Ik hebbe ook onder vondenGa naar voetnoot61, dat dit blinkende zand, wel twee maal soo swaar weegt, als ons gemeen schuurzand. Onder dit geseijde zand, hebbe ik ook gevonden, eenige weijnige door schijnende zanden, over een komende met de helderheijt van ons gemeen zand. Wanneer ik nu eenige vande door schijnende of int oog glasagtige zanden, die geen glans van haar geven, om dat het ligt niet weder om kaastGa naar voetnoot62, hebbe ik wel gesien, dat der selver hoeken en zijden, nog soo ongeschonden waren, als mij tot nog toe, hoe veel zanden ik beschouwt hebbe, niet en is te vooren gekomen, waar uijt ik al weder een besluijt maakteGa naar voetnoot63, dat soo danige zanden, niet lang op de oppervlakte van den Aertkloot hadde gelegen. Ik hebbe soo een zantje voor het Vergroot glas gestelt, op dat den Teijkenaar, drie vande vier schuijns toe loopende zijden voor het gesigt soude hebben, en welk zantje Ga naar margenoot+fig: 11. ABCDEF. werd aan gewesen, ende met BCDG. werd een van de platte zijden verbeelt, ende met DEAGGa naar voetnoot64 een tweede platte zijde, ende de streep inde laast geseijde zijde, moeten wij aan sien voor een quetsinge, die het zand op die zijde is aangedaan, ende de derde platte zijden werd met BGab. aan gewesen. AlsooGa naar voetnoot65 men dit heldere zand in sijn verkortingeGa naar voetnoot66 quam te sien, hebbe ik het selve soo danig voor het Vergroot glas gestelt, dat men het in sijn lengte quam te sien, als metGa naar margenoot+fig: 12. HIKLM. werd aan gewesen, en in het selve sag men puttjens, en streepjens, die ik vast steldeGa naar voetnoot27 dat veroorsaakt waren, om dat het selvige tegen andere zanden was aan gestooten. Nu quamen mij ook te voorenGa naar voetnoot67, eenige dog seer weijnige lange dunne zanden, waar van eenige, door een gemeen Vergroot glas, niet dikker voor quamen, als een hair van een BaartGa naar voetnoot68, voor het bloote oog is. Ik hadde een vande lange zantjens, die ik oordeelde al vande dikste te sijnGa naar voetnoot69, voorGa naar margenoot+het vergroot-glas gestelt, als hier met fig: 13. NOPQ. werd aan gewesen, en welk zantjen men distinct konde bekennen, dat het in sijn lengte vier platte zijden hadde. | |||
I also found that this gleaming sand weighs about twice as much as our common scouring-sand. Among this sand I also found a few transparent grains of sand having the same transparence as our common sand. Now when I examined some of the grains of sand that were transparent or glassy to the sight, which do not gleam because the light is not reflected, I saw that their angles and sides were still so undamaged as I have not seen so far, however many sands I have examined, from which I again concluded that those grains of sand had not lain on the surface of the earth for a long time. I put such a little grain of sand before the magnifying glass so that the draughtsman should have three of the four oblique sides facing him. This little grain of sand is designated in Fig. 11 by ABCDEF, and by BCDG is represented one of the plane sidesGa naar margenoot+ and by DEaG a second plane side, and the streak in the last-mentioned side must be looked upon as damage caused to the grain on that side. And the third plane side is designated by BGab. Since this transparent grain of sand was seen foreshortened, I put it before the magnifying glass in such a way that it could be seen in its full length, as designated in Fig. 12 by HIKLM. And in this there were seen pits and streaks, which I was convincedGa naar margenoot+ were caused by its having struck against other grains of sand. Now I also discovered some - but very few - long and thin grains of sand, some of which, when viewed through a common magnifying glass, appeared to be no thicker than a hair from a beardGa naar voetnoot11 is to the naked eye. I had put one of the long little grains of sand which I considered to be among the thickest before the magnifying glass, as is here designated in Fig. 13 by NOPQ. OneGa naar margenoot+ could distinctly perceive that this little grain of sand, seen in its full length, had four sides. | |||
Ik hebbe verscheijde vande blinkende zantjens, ontstukken gebrijselt, ende dan de gebrijselde zantjens door het Vergroot glas beschouwt, en waar genomen, dat veele van die kleijne deelen, schoon deselve duijsent maal kleijnder waren, als een gemeen zantjeGa naar voetnoot70 is, dat deselveGa naar voetnoot71 het ligt daar op vallende, een glans hadde, ende dat veele van soo danige, en eenige die wat grooter waren, wanneer men deselve tegen het ligt beschouwde, verbeelden een schoon bloeijent rootGa naar voetnoot72, en eenige van die deeltjens waren maar voor een kleijn gedeelte root, waar uijt ik een besluijt maakteGa naar voetnoot63, dat dat deel dat niet root vertoonde wat dikker was, ende dus het ligt niet konde laten door gaan: Onder welke kleijne verbrijselde deelen, ik eenige sag die seszijdig en andere die drie hoekig waren: Alle dese zanden moet men voor gemene zantjens aan sien. Ik hebbe ook in veele zanden waar genomen, dat deselve hare lighame bestonden, uijt onbedenkelijke dunne schibbeGa naar voetnoot73 ofte schobagtigeGa naar voetnoot74 deelen. Onder dese blinkende zanden, hebbe ik ook zanden gevonden, die gans geen glans van haar gaven, en als ik zoo danige zanden, aan veele stukjens arbeijde, waaren aan die deelen gans geen blinkentheijt te sien, en het verbeelde een bruijne roode verf stoffeGa naar voetnoot75, en in andere was niet alleen een roode stoffe, maar onder die stoffe lagen ook wel hondert blinkende deeltjens, alle afkomstig van een zand. Ik hebbe ook zantjens gesien, die in haar blinkentheijt figuurtjens representeerde, die niet blinkende waren, en als ik die nader beschouwde was het een roode stoffe die inde zantjens als in gelijft was. Ik hebbe verscheijde zanden, ende dat vande grooste soort, voor Vergroot-glasen gestelt, en dat om het vermaak dat ik schepte van deselve te sien, want nu verbeeld een zand een vermakelijkeGa naar voetnoot76 Steen Rotsje, en een ander weder een diep in siendeGa naar voetnoot77 Spelonkje dat eenigeGa naar voetnoot78 die ik zoodanige zanden liet sien, verwondert stonden, met bij voeginge, isser soo veel in een zand te sien. | |||
I crushed to pieces several of the gleaming little grains of sand and then examined the crushed grains through the magnifying glass; and I observed that many of those small pieces, though they were a thousand times smaller than a grain of common sandGa naar voetnoot12, gleamed when the light fell upon them, and that many of them, and some which were somewhat larger, when viewed against the light, appeared to be a beautiful bright red colourGa naar voetnoot13. And some of those pieces were red only for a small part, from which I concluded that the part which did not appear to be red was a little thicker and consequently could not transmit the light. Among these small crushed pieces I saw some which were hexagonal and others which were triangular. All these grains of sand are to be considered grains of common sand. I also observed in many grains of sand that their bodies consisted of incredibly thin scales or scaly parts. Among these gleaming grains of sand I also found some which did not emit any gleam at all, and when I broke those grains to pieces, no gleam could be seen on those pieces at all, and they resembled a brown-red dye. And in others there was not only a red substance, but among the latter there were also a hundred gleaming particles, all originating from one grain of sand. I also saw grains which in their gleaming part contained figures which were not gleaming, and when I examined them more closely, I found that this was a red substance which was incorporated as it were in the grains of sand. I put several grains of sand, and those of the largest kind, before magnifying glasses, this because of the pleasure it gave me to see them, for one grain of sand represents a nice little stony rock and another again a deep little cavern, so that some people to whom I showed these grains of sand were amazed and said: is there so much to be seen in a grain of sand? | |||
Dese laaste zanden beelde ik mij inGa naar voetnoot9, dat niet vanden beginne alsoo gemaakt waren, maar dat alle de figuuren (voortkomende uijt de holligheden, en verheventheden inde selve) die men daar in quam te sien, bij gevalGa naar voetnoot79 daar in wierden voortgebragt. Want ik beelde mij in, dat deselve van buijtenen met figuuren wel waren versien geweest, dog dat de figuuren, om dat de zanden de grooste zijnGa naar voetnoot80, door het tegen aan stooten van andere zanden, van hare figuurenGa naar voetnoot81 waren berooft, ende dat deselve ook om dat ze groot waren, van andere grooter lighaamtjens, als keijsteentjens, en diergelijke meer te lijden hadde; die dan dese zanden, het zij ontstukken ofte aan tween hadden geklooft, ende dat dese door klovinge, om datGa naar voetnoot82 irregulier waren gebrooken, ende daar bij inde bruek seer glansig sijnde, de vermakelijke gesigten waren veroorsaakende. Dit bij mij vast gestelt zijndeGa naar voetnoot83, hebbe ik eenige vande grooste zanden uijt gesogt, die ik hebbe door klooft, ende die door kloofde deelen, voor het Vergroot glas beschouwende, hebbe ik met verwonderingeGa naar voetnoot35 gesien, deGa naar voetnoota glansagtigheijt inde breuke vande zanden, ende alsoo deselve niet dan met verscheijde hoeken en putten waren gebrooken, soo verwekten soo danige stukken, alle een verandering int gesigtGa naar voetnoot84. Mij is ook eens te vooren gekomen, dat ik in een doorkloventGa naar voetnoot85 zand ontdekten, eenige figuuren, die Triangels verbeelden. Ook hebbe ik uijt de zanden gesogt die geene die ik oordeelde dat ontstukken gestooten waren, en ik hebbe tot mijn verwondering en plaijsier, verscheijde gesigten gehad. Ik hebbe nog eenige aanteekeninge leggen, hoe dat eenigeGa naar voetnoot86 steenen bestaan uijt te samen gevoegde zand deelen; Maar om niet te veel over hoop te halen sal ik afbreeken, en onder des blijvenGa naar voetnoot87, Hare
Hoog Edele Heeren Onderdanigen Dienaar
| |||
I thought that these latter grains of sand had not been formed like this from the beginning, but that all the figures (originating from the cavities and protuberances therein) which one saw in them had been produced therein by chance. For I thought that they had indeed been provided with figures on the outside, but that these grains of sand, because they are the largest, had been deprived of their original figures by other grains striking against them, and that, because they were large, they also sustained more damage from other, larger, bodies such as pebbles and the like, which had then cleft these grains to pieces or into two, and that this cleavage, because they had been broken irregularly and were very gleaming in the crack, caused the pleasant sight. When I had become convinced of this, I selected some of the largest grains of sand and cleft them. And upon examining those cleft parts through the magnifying glass, I saw with wonder the gleaminess in the crack of the grains of sand, and since they were broken in different angles and pits, those pieces all looked different to me. It has also happened to me once that in a cleft grain of sand I discovered some figures which represented triangles. I also selected among the grains of sand those which I thought had been crushed to pieces, and I was astonished and pleased to see different spectacles. I also have some notes on how some stones consist of united sand particles. But in order not to make too much fuss, I will conclude, and remain meanwhileGa naar voetnoot14,
Very Noble Sirs, your obedient servant
|
|