Alle de brieven. Deel 10: 1694-1695
(1979)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdGepubliceerd in:
| ||||||||
Korte inhoud:Over de ogen van de libel en bestudering van het hoornvlies. Vergelijking met het oog van een krab. Over de Bloed-vaten (tracheeën) in de ingewanden van de libel. Over het aantal eieren van de libel. Vergelijking met het hoornvlies van gewervelde dieren. Afwijzing van de ‘generatio spontanea’. Over de bevruchting van de vrouwen. | ||||||||
Opmerking:De hier afgedrukte tekst is gebaseerd op [A]. | ||||||||
Letter No. 140 [85]
| ||||||||
Published in:
| ||||||||
Summary:About the eyes of the dragon-fly, and a study of the cornea. Comparison with the eye of a crab. About the Blood-vessels (tracheae) in the intestines of the dragon-fly. About the number of eggs of the dragon-fly. Comparison with the cornea of vertebrates. Rejection of generatio spontanea. About the impregnation of women. | ||||||||
Remark:The text as here printed is based on [A]. | ||||||||
HOOG GELEERDE. enz.Ga naar voetnoot1),
NA dat ik aan de Koninklijke Societeyt tot London hadde geschreven mijne ontdekkingen, omtrent de wonderlijke maaksels der Oogen van het vliegende Schepsel, by ons RomboutGa naar voetnoot2) genaamd, hebbe ik in de voorzomer in mijn Thuyn weder eenige Rombouten zien vliegen, en zoo nu als dan eenige van die opgevangen hebbende, der zelver Oogen weder op nieuws beschout, en nog klaarderGa naar voetnoot3) als te vooren de menigvuldige voorwerpen, het zy Menschen of Dieren die voor by myn Huys passeerden, niet alleen my zelven, maar ook anderen in een vermakelijk gezigt konnen mede deelenGa naar voetnoot4). Ga naar margenoot+Met deze mijne ontdekkingen niet te vreden zijnde, nam ik voor, na te speuren, of het Hoorn-vlies van de Oogen des Rombouts, hoe dun dat het ook mogte wezen, niet mede wel uyt op een leggende schubagtige deelen zoude bestaan, gelijk als de Hoorn-vliezen van de Oogen van onsGa naar voetnoot5), en de viervoetige Dieren, om door zoodanige maaksels de Oogen voor veele ongemakken te beschermen, als voor dezen hare Hoog-Edele Leden der Koninklijke Societeyt mijne ontdekkingen daar omtrent hebbe laten toekomenGa naar voetnoot6). Het Hoorn-vlies van het Oog van den Rombout, na dat ik het alvoorens wel gereynigt hadde, tragte ik na een weynig overleggens te ontledigen, dat ik ook kort daar aanGa naar voetnoot7) te weeg bragt, ende het zelve voor 't vergroot-glas brengende, vernam ikGa naar voetnoot8), dat de voorwerpen die voor yder rond verhevene deelGa naar voetnoot9) my te vooren quamen, op verre na de volmaaktheid niet en hadden als doen het Hoorn-vlies, in zijn volkome maaksel wasGa naar voetnoot10). Wanneer ik nu het gesepareerde deel van het Hoorn-vlies, zoo dun voor het vergroot-glas stelde, dat ik moest oordeelen, dat het maar een enkel vlies was, zoo konde ik gansch geen voorwerpen daar door beschouwen, en daar | ||||||||
HIGHLY LEARNED SIRGa naar voetnoot1) etc.
After I had written to the Royal Society in London about my discoveries concerning the wonderful structures of the Eyes of the flying Creature we call ‘Rombout’ (Dragon-fly), in the early summer I again saw some Dragon-flies flying in my Garden. And having caught some of them now and then, I again examined their Eyes and I could see even more plainly than before the numerous objects, whether Human Beings or Animals, going past my House not only myself, but I could also make others partake of this sight. Ga naar margenoot+ Not being satisfied with these discoveries of mine, I resolved to investigate whether the Cornea of the Eye of the Dragon-fly, however thin it might be, did not also consist of scaly parts lying on top of one another, like the Corneas of our own Eyes and those of the QuadrupedsGa naar voetnoot2), such structures serving to protect the Eyes from many ailments, about which I previously sent my discoveries to the Very Noble Members of the Royal Society.Ga naar voetnoot3) After having cleaned it properly, I tried after some consideration to dissect the Cornea of the Eye of the Dragon-fly, which I managed to do shortly afterwards, and when I placed it before the magnifying glass, I perceived that the objects I saw before each of the round, raised parts were not by any means as perfect as when the Cornea had its perfect structureGa naar voetnoot4). Now when I placed the separated part of the Cornea in so thin a condition before the magnifying glass that I could not but assume that it was only a single membrane, I could not perceive any objects at all through it, and I | ||||||||
bleef geen ander gezigt over als de netteGa naar voetnoot11) verdeelinge van ydere rondverhevene deelen, die zeer dun en doorschijnende warenGa naar voetnoot12). In deze nasporingen vernam ikGa naar voetnoot8), dat hoe zagter ik in 't reinigen van het verhaalde Hoorn-vlies quam te handelen, hoe naakterGa naar voetnoot13) my de voorwerpen voorquamen, ja ik konde zeer distinct de honden, wanneer die maar twee, drie, vier a vijf roedenGa naar voetnoot14) verre voor by passeerden, als of dezelve het onderste boven liepen, beschouwen. Vorders tragte ik zoo veel my doenlijk was te ontdekken uit hoe veel schibbagtigeGa naar voetnoot15) deelen dit Hoorn-Vlies op malkanderen was leggende, in welk doen ik, na een naarstig onderzoek, zeer klaar konde bekennen, dat 'er dertien schibbagtige deelen op een lagen, en als wy onze gedagten laten gaan, op de menigvuldige deelen waar uit zoo een schibbe bestaat, die onze ontledinge en het gezigt ontwijken, en daar benevens dan gedenken, hoe vast, en netGa naar voetnoot16), deze schibagtige deelen, die het Hoorn-Vlies uit maken, op een moeten leggen, zalGa naar voetnoot17) het licht zonder verhindering daar door gaan, als mede hoe volmaakt yder bultig deeltje van het Hoorn-Vlies moetenGa naar voetnoot18) zijn, zullenGa naar voetnoot17) de voorwerpen, ons zeer net te voren komenGa naar voetnoot19). Kort om, de volmaaktheid, van het Oog van een Rombout, en ook van een Vlieg, is zoo groot, dat wy verstelt moeten staan, als wy zoodanige Zaken in zoo kleine Schepsels komen te beschouwen. Wanneer ik zeker Heer het Hoorn-Vlies van het Oog van een Rombout liet zien, vraagde die, waarom de vliegende Schepsels als Rombout, en Vliegen, enz. met zoo veel duizend gezigtenGa naar voetnoot20) voorzien zijn? welke vraag my wat vreemd voor quam; waar op ik egter hem deze redenenGa naar voetnoot21) te gemoet voerde. Laten wy ons inbeeldenGa naar voetnoot22), dat 'er geen dieren zijn, die zoo veel vyanden hebben als de Rombout, Vliegen, en andere kleine vliegende Schepsels, want niet alleen aast het klein gevogelte als Mossen, Vinken, en Zwaluwen op de- | ||||||||
saw no more than the accurate arrangement of all the round, raised parts, which were very thin and transparentGa naar voetnoot5). During these investigations I perceived that the more gently I proceeded in cleaning the said Cornea, the more clearly I could see the objects; nay, I could see very distinctly the dogs, when they went past at a distance of only two, three, four, or five roodsGa naar voetnoot6), as if they were walking upside down. I further tried to discover as well as I could of how many scaly parts lying on top of one another this Cornea consisted. In this process I could discern very clearly, after a diligent examination, that thirteen scaly partsGa naar voetnoot7) lay on top of one another. And if we turn over in our mind of what numerous parts such a scale consists, which escape our dissection and our sight, and moreover consider how firmly and accurately these scaly parts constituting the Cornea must lie on top of one another if the light is to pass through them unhindered, and also how perfect each of the bulging little parts of the Cornea must be if we are to see the objects very clearly; briefly, the perfection of the Eye of a Dragon-fly, and also of a Fly, is so great that we cannot but be amazed when we contemplate these Things in such small Creatures. When I showed a certain Gentleman the Cornea of the Eye of a Dragon-fly, he asked why flying Creatures such as the Dragon-fly, Flies, etc. are equipped with so many thousands of organs of sight. This question appeared somewhat strange to me, but I gave him the following reasons. Let us remember that there are no animals having so many enemies, as the Dragon-fly, Flies, and other small flying Creatures, for it is not only the small birds such as Sparrows, Finches, and Swallows that prey on them, but | ||||||||
zelve, maar onze Hoenderen en Eenden zijn ook zeer graatig op de Vliegen en RomboutenGa naar voetnoot23). Zoo nu de gezeide kleine vliegende Schepsels, als Rombouten, Vliegen, enz. niet meerder als twee Oogen of gezigten hadden, gelijk andere Dieren, en dat die Oogen uit zoo een stijf Hoorn-Vlies bestonden, als die zijnGa naar voetnoot24), zoo weten wy, dat de voorensverhaalde kleine vliegende Schepsels geen lighamen zouden konnen beschouwenGa naar voetnoot25), als die regt voor het Oog quamen, daarGa naar voetnoot26) in tegendeel de viervoetige dieren, die op de Aarde leven, en dewelk met twee Oogen voorzien zijn, dezelve hare Oogen zeer veele bewegingen konnen aanbrengen, zonder het hooft te bewegen, of om te draaijen, als het hen by na goed dunktGa naar voetnoot27). Als by voorbeeld, laten wy in 't midden ofte aan het einde van een Kamer staan, en onze Oogen laten gaan op de GlazenGa naar voetnoot28), die in de Kamer zijn, zoo zullen onze Oogen, het zy dat wy de ruiten willen tellen, of yder ruit apart bezigtigen, dat zeer distinct komen te zien, zonder dat wy het Hooft behoeven te bewegen, schoon het Oog menigvuldige bewegingen werd aangedaan; want wy konnen met ons gezigt, van de eene ruit tot de andere niet overgaan, of de gezigt-zenuwe en de trekkersGa naar voetnoot29) van onze Oogen, moeten de Oog-appels zoodanig bewegen, dat de gezigt-straal lijnregt in onze Oogen gaatGa naar voetnoot30). Ga naar margenoot+De vliegende schepsels nu hare Oogen niet konnende bewegen, als met het omdraaijen van 't hooft, veel min dat ze agterwaarts uit zouden konnen zien, mosten nootzakelijk veel gezigten hebben, zouden zy haar meenigvuldige vianden konnen ontvlieden, en haar geslagt behouden blijvenGa naar voetnoot31). Wanneer ik met zeker Hooggeleerd Heer, over het maaksel van het Oog quam te spreeken, zeide hy my, datter een Autheur was, die ontkende, dat, het gene ik Oogen noem, Oogen waren, maar dat de Vliegen lichaamtjes, op | ||||||||
our Poultry and Ducks are also very keen on Flies and Dragon-fliesGa naar voetnoot8). Now if the said small flying Creatures such as Dragon-flies, Flies, etc. had no more than two Eyes or organs of sight, like other Animals, and if those Eyes had so stiff a Cornea as is actually the case, we know that the aforesaid small flying Creatures would not be able to see any objects except those that were directly in front of their Eyes, whereas quadrupeds, living on the Ground and equipped with two Eyes, can make their Eyes perform a great many movements without moving or turning their head, almost as they please. For instance, if we stand in the middle or at the end of a Room and direct our Eyes at the Windows in the Room, our Eyes will see things very distinctly, whether we want to count the panes or look at each pane separately, without our having to move our Head, although the Eye is made to perform numerous movements. For we cannot transfer our vision from one pane to the other but the optic nerves and the muscles of our Eyes have to move the Eyeballs in such a way that the light-rays enter straight into our EyesGa naar voetnoot9). Ga naar margenoot+Now since flying creatures cannot move their Eyes except by turning their head and even less are able to look backwards, they must needs have many organs of sight if they are to be able to fly from their numerous enemies and their species is to be preservedGa naar voetnoot10). When I happened to talk with a certain Very Learned Gentleman about the structure of the Eye, he told me that there was an Author who denied that what I call Eyes were Eyes, but that Flies had little bodies on their head, which | ||||||||
het hoofd hadden, het welke de Oogen waren, dog ik stoor my aan zoodanig zeggen niet: de ondervindingeGa naar voetnoot32) heeft my anders geleerd. Omme my zelve in het maaksel van de Oogen verder te voldoenGa naar voetnoot33), hebbe ik mijne speculatieGa naar voetnoot34) laten gaan op de Oogen vande Krabbe, Kreeft, en Garnaat, te meer, om dat wy zekerlijk weten dat het gene wy in die schepsels Oogen noemen, in der daat Oogen zijn. Hebbende dan genomen, de Oogen van een gekookte Kreeft, zag ik wel aanstonts, dat yder Oog mede zoodanig gemaakt was, om te gelijk door het Hoorn-Vlies vele voorwerpen te zien: maar alzoo het Hoorn-Vlies door het koken met vele rimpels was ingetrokken, hebbe ik moeten wagten, tot dat ik levende Kreeften bequam. Wijders hebbe ik genomen, de Oogen vande Krabbens, die zoo wel als de Kreeften met geen OogdekselsGa naar voetnoot35) zijn voorzien, en egterGa naar voetnoot36) het Hoorn-Vlies van haar Oogen weten op zy te bergen, omme die te bewarenGa naar voetnoot37); en hebbe insgelijks gezien, dat yder Oog mede uit een groot getal van gezigtenGa naar voetnoot20) bestaat. Dog op verre na zoo veel niet, als de Oogen van de Vliegen, en na dat ik de gezeide Oogen welGa naar voetnoot38) gereinigt hadde, en voor het vergroot-glas gebragt,Ga naar margenoot+ zag ik, dat de voorwerpen my op verre zoo naaktGa naar voetnoot13) niet te voren quamen als in het Oog van de Vliegen, en als ik dit nader onderzogt, beelde ik my inGa naar voetnoot39), dat om de voorwerpen distinct te zien, verscheide waarnemingen van nooden waren, die my toen niet te binnen quamenGa naar voetnoot40), en dat deze gezigtenGa naar voetnoot20) meerder ontdekkingen van nooden hadden, indien wy dat groot geheim dat in die Hoorn-Vliezen stak, en die het van de Hoorn-Vliezen van Vliegen overtrof, wilden ontdekken, en alles wat ik in de Oogen van de Krabbe zag, dat zag ik ook in de Oogen van den Garnaat. Vorders heb ik de ingewanden en EyernestenGa naar voetnoot41) uit de Rombouten genomen, en die my voor de Oogen gestelt; wel meest, omme de Bloed-vaten te beschouwen, in welk doen, my zoo een onbedenkelijkGa naar voetnoot42), en onbegrijpelijk groot getal van getakte vaten zijn te voren gekomen, dat het in geen herssenen van een mensch is te brengen, ten zy hy zelver het gezigt daar van heeft. Dit gezigt was voor my zeer vermakelijkGa naar voetnoot43), want ik zag niet alleen, alles tot zeer | ||||||||
were the Eyes; but I do not take any notice of this statement: my findings have taught me otherwise. In order to obtain further knowledge about the structure of the Eyes I turned my thoughts to the Eyes of the Crab, the Lobster, and the Shrimp, the more so because we know for certain that what we call Eyes in those creatures are in actual fact Eyes. After therefore having taken the Eyes of a boiled Lobster, I saw indeed at once that each Eye was also constructed in such a way that one could see many objects at the same time through the Cornea; but since the Cornea had shrunk in many wrinkles, as a result of the boiling, I had to wait until I could get live Lobsters. Furthermore I took the Eyes of Crabs, which like those of the Lobsters are not equipped with Eyelids, while nevertheless they manage to put away the Cornea of their Eyes so as to protect itGa naar voetnoot11). And I saw likewise that each Eye consists of a large number of organs of sight, but not by a long chalk asGa naar margenoot+ many as the Eyes of Flies, and after I had cleaned the said Eyes properly and placed them before the magnifying glass, I saw that the objects did not by any means become visible to me as clearly as in the Eye of Flies. And when I investigated this further, I thought that in order to see the objects distinctly several observations were needed, which did not occur to me at the time, and that these organs of sight called for further discoveries if we wanted to discover the great secret hidden in those Corneas, which surpassed that of the Corneas of Flies. And all that I saw in the Eyes of the Crab, I also saw in the Eyes of the Shrimp. Next I removed the intestines and Ovaries from the Dragon-flies and placed them before my Eyes, in particular to examine the Blood vessels. In this process I saw so inconceivably and incomprehensibly large a number of branched vessels that no man's brain can understand it unless he sees it for himself. I was greatly pleased with this sight, for I saw not only everything down to very small vessels, and that the wall of the said vessels was composed | ||||||||
Ga naar margenoot+kleine vaten toe, en hoe de rokGa naar voetnoot44) van dezelve vaten uit kringswijze deelen was te zamen gestelt, maar ook te gelijk, hoe dat verscheide kleine getakte vaten, die uit een grooter tak voortquamen, weder met verscheide kleine Adertakjens vereenigden, en dat deze vereenigde takjens, weder in een groote Adertak te zamen quamen: welke laatste groote Adertak my zoo groot voor quam, als de groote Bloed-vaten van een schaap zig in ons bloote oog komen op te doenGa naar voetnoot45). Dit gezigt verbeelde welGa naar voetnoot46) dat de eene groote Adertak een Arterie, ende de andere een Vena was, en daarGa naar voetnoot47) de vereeniginge van de zeer kleine vaatgens waren, dat daar de circulatie van het bloetGa naar voetnoot48) geschiede, maar ik hebbe vergeefs vele devoiren aangewendGa naar voetnoot49), om zulks te mogen zien, of ik my daar van konde verzekeren, ziende eindelijk in 't vervolgen van de groote vaten, dat beide de groote Adertakken gebroken waren. Wanneer ik het getal van de Eyeren beschoude, en welke Eyeren, boven gemeen lang, en zeer veel in getal waren, en hoe eenige van de zelve met Bloed-vaten omvangen waren, stond ik verbaast, beziende dezelve menigmaal, en most besluiten, dat by aldien uit alle de Eyeren Wormen quamen, en uit die Wormen weder de schepzels die wy als vooren gezeit Rombouten noemen, zoo zouden onze binnewateren in korte jaren met die Wormen vervult, en onze Lugt mede niet weinig met Rombouten bezet werden. Maar laten wy ons inbeelden, dat schoonGa naar voetnoot50) alle de Eyeren dezerGa naar voetnoota) Rombouten vrugtbaar waren, en die in 't water geleid zijnde tot Wormen wierden,Ga naar margenoot+ wanneer wy dan daar nevens denken, dat deze Wormen een lekkere spijs voor de Braassem en Voren is, zoo zullen wy ons konnen voldoen, te weten, dat het noodig is, dat een zoodanig dier met veel Eyeren bezet is, by aldien uit vele Eyeren, een volmaakt vliegend jong zal voortkomen, dat zijnGa naar voetnoot51) geslagt voortzet. Ik hebbe wel meerder aanteekeningen ontrent de Rombout gedaan, maar zal hier mede afbreken, en alleen zeggen; zien wy nu, Heer Rabus, dat de | ||||||||
Ga naar margenoot+of parts arranged in circles, but at the same time that several small branched vessels issuing from a larger branch united themselves again with several small branches of Veins, and that these united branches came together again in a large branch of a Vein, which latter appeared as large to me as the large Blood vessels of a sheep appear to the naked eyeGa naar voetnoot12). It clearly looked as if one large branch of a Vein was an Artery and the other a Vein, and that where the very small vessels united, the circulation of the blood took place, but I vainly made many attempts to see this so as to become sure of it; but in the end, when following up the large vessels, I saw that both the large branches of Veins were broken. When I contemplated the number of the Eggs, which Eggs were extraordinarily long and very numerous, and saw that some of them were surrounded by Blood vessels, I was astonished, examining them many times, and I could not but conclude that if Worms came out of all the Eggs, and from those Worms again the creatures which, as said before, we call Dragon-flies, in a few years our inland waterways would be full of those Worms and our Air would also be swarming not a little with Dragon-flies. But let us assume that all the Eggs of these Dragon-flies were fertile and that, after being laid in the water, they became Worms. If we then furtherGa naar margenoot+ consider that these Worms form appetizing food for the Bream and the Roach, we shall be able to understand the matter, to wit that it is necessary that such an animal should be filled with many Eggs if from many Eggs a full-grown flying young is to spring which preserves its species. I have made more notes indeed about the Dragon-fly, but I will conclude now and will merely say: if we now see, Mr. Rabus, that the Corneas of the | ||||||||
Hoorn-Vliezen der Oogen van de viervoetige Dieren, en by gevolg ook van ons MenschenGa naar voetnoot52), om dezelve voor veel ongemakken te beschermen, uit veel op een leggende schibagtige deelen gemaakt zijn, zoo als ik voor dezen daar van breeder hebbe gesproken, en dat de Hoorn-Vliezen van de Oogen van den Rombout insgelijks uit op een leggende deelen gemaakt zijn, welker t' zamenstel en maaksel het verstand te boven gaat, zoo blijkt het ons wederom, dat de voorzigtigeGa naar voetnoot53) Natuer, in alle de maaksels zeer naGa naar voetnoot54) op een ende dezelve wijze werkt: en hier mede moeten, tegen de stellingen van Aristoteles en zijne navolgers, die ons zoo vele fabulen van voortteelinge hebben voorgeschreven, en zelve haar niet ontzien nog te dwarsdrijvenGa naar voetnoot55), dat vele Dieren uyt verrottinge, bedervinge of slijk te voorschijn komen, dat het ons walgt als wy hare grollenGa naar voetnoot56) lezen, alle verstandige menschen nog meer als voor dezen overtuigt werden, dat yder dier, hoe gering het in hare Oogen schijnt, afhangende is van zoodanig een schepsel, als 't welke in den beginne geschapen is. Wat belangt mijne stellingen omtrent de verzamelingeGa naar voetnoot57), bevrugtwerdinge, en voorttelinge van onze Vrouwen, waar inne ik dezelve verheerlijkte boven de wijfjens van de viervoetige dieren, daarGa naar voetnoot26) andere over het zelve geval met smaadheid spreken, als mede van het zwanger en niet zwanger worden der Vrouwen, en uit wat oorzaak meest doorgaans de wijfjens der Dieren, met eens te verzamelenGa naar voetnoot57) bevrugt werden, dezelve hebbe ik, zedert dat het UE onlangs tot mijnent gelezen had, nog aan een zeer geleerd en voornaam Heer laten zien en daar nevens gezeid, dat UE my hadde aangeboden om het in 't Latijn over te zetten, en in die Taal wereldkundig te maken. Dog die Heer is, nevens my, van gevoelen, dat wy zulks best mogten latenGa naar voetnoot58): eensdeels om dat de verhandelingen, na den aart der zaken door my blootelijkGa naar voetnoot59) opgesteld, ongeschiktheden mogtenGa naar voetnoot60) schijnen (schoon wy alleen de natuer, en waarheid onderzoeken) en ten anderen, uit vreze dat de Weereld, die dog boos en bot genoeg is, de Natuerkennis tot haar verderf mogt gebruiken, en meer en meer in ongebondenheid uitspatten. Ik blijve
Hoog-geleerde en zeer vermaarde Heer,
Delft dezen 30 November 1694. | ||||||||
Eyes of Quadrupeds, and consequently also of us Human BeingsGa naar voetnoot13), consist of many scaly parts lying on top of one another in order to protect them from many ailments, as I have described more fully above, and that the Corneas of the Eyes of the Dragon-fly likewise consist of parts lying on top of one another, the composition and structure of which baffles the mind, it is again apparent to us that provident Nature acts almost in the same way in all created things. And by this - contrary to the theories of Aristotle and his followers, who have provided us with so many fables about generation and even do not scruple to maintain that many Animals spring from putrefied matter, decayed things, or from mud, so that we are disgusted when we read their nonsense - all intelligent people must become convinced even more so than before that every animal, however insignificant it may appear in their Eyes, depends on a creature similar to that created in the beginning. As regards my theories concerning the copulation, impregnation, and reproduction of our Women, in which I glorified them above the females of quadrupeds, whereas others speak with contumely about the said happening, as also about Women becoming or not becoming pregnant and by what cause the females of Animals usually are impregnated by one copulation, I also showed them, after you had read them the other day at my house, to a very learned and distinguished Gentleman and also told him that you had offered to translate them into Latin and publish them in that Language. But this Gentleman, like myself, holds that we had better not do this, on the one hand because the treatises, which have been formulated by me in a straightforward way, in accordance with the nature of the matter, might appear indecent (although we merely investigate nature and the truth), and on the other hand for fear that the World, evil and stupid enough as it is, might use the knowledge of Nature for its perdition and fall into ever greater dissoluteness. I remain,
Very learned and very renowned Sir, your Faithful Friend
Delft, the 30th of November 1694. |
|