Alle de brieven. Deel 7: 1687-1688
(1964)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdBrieven 102-109
| ||||||||||||||
Gepubliceerd in:
| ||||||||||||||
Inhoud:De klander; zijn bouw, - in het bijzonder van de monddelen en geslachtsorganen -, levenswijze, voortplanting en ontwikkeling, alsook de bestrijding. Bestrijding van generatio spontanea op grond van de waarnemingen bij dit insect, en bij vele andere. Kritiek op de figuren van Grindl in Micrographia nova. Eigen onderzoek van de bouw van de poot van de klederluis, met beschouwingen omtrent de levenswijze van dit insect. De z.g. miereëieren zijn poppen. | ||||||||||||||
Figuren:De 10 figuren zijn in de druk gerangschikt op één plaat. | ||||||||||||||
Opmerking:Deze brief is niet opgenomen in de Philosophical Transactions. | ||||||||||||||
Letter No. 102 [57].
| ||||||||||||||
Published in:
| ||||||||||||||
Summary:The calander; its structure, - in particular of the oral parts and sexual organs -, manner of living, multiplication and development, as well as the combating. Contestation of generatio spontanea based on the observations on this insect and on many others. Criticism on the figures of Grindl in Micrographia nova. L.'s own investigations on the structure of the leg of the louse, with considerations on the manner of living of this insect. The so called ant's eggs are pupae. | ||||||||||||||
Figures:The 10 figures are in printing arranged on one plate. | ||||||||||||||
Remark:This letter has not been included in the Philosophical Transactions. | ||||||||||||||
Delft in Holland, &c.
Hoog-Ed: Heeren,
Men heeft mij met alle kragt soecken wijs te maken, dat de Klander ende Wolf (het eerste is een lopende ongedierte, wat grooter als een volwassene Luys, zijnde twee Ongedierte die de Tarw en Granen seer schadelijck sijn, en daar veel tijds in gevonden werdenGa naar voetnoot1), | ||||||||||||||
Delft in Holland, &c.
Very Noble Sirs,
Some persons have been doing their utmost to make me believe that the Calander and the Wolf (the first-named is a vermin with legs, a little bigger than an adult Louse, both being Parasites that are very harmful to Wheat and Grains, and often found thereinGa naar voetnoot1), | ||||||||||||||
die by de Koorn-koopers en Bakkers hier te Lande doorgaansGa naar voetnoot2) bekent zijn) sonder voortteelinge voortquamen. De voornaamste redenen die zy voortbragten waren dese: De Tarw op een nieuwe solder gebragt sijnde, daar noijt te voren eenige Tarw heeft gelegen,Ga naar margenoot+ daar komt Klander in te groeyen, dat sonder eenige voortteelinge moet geschieden. Ten anderen seggen zy: Wy sullen veel Tarw openen, die geheel gaaf en ongeschonden is, sonder datter van buytenen eenig het minste gaatje daar in te vinden is, en van binnen sal daar in sitten een volwassen levende Klander. Ik tragte haar met redenen te overtuygen, en seyde onder anderen, dat wy dit ongediert sonder ons weten seer ligt van de eene solder tot op de andere konnen overdragen. Want laat maar een Koorn-verschieterGa naar voetnoot3) van een Koorn-solder af komen daar Klander is, den selven kan seer ligt eenige Tarw-Graanen, daar Klander in is, of de Klander selfs, soo aan zijn kleeren als schoenen, met hem, sonder sijn weten, overdragen op een solder daar geen Klander van te voren en hadde geweest. Ten anderen kan 't Schip, Wagen, of Karre, waar mede het Koorn vervoert werdt, besmet sijn met Klanders, om dat die Graanen voor desen gevoert hebbenGa naar voetnoot4) waar in Klanders waren geweest, en uyt dese weynige overgedragen Klanders, kan by voortteelinge de Klander voortkomenGa naar voetnoot5). Ik versogt dat men de eerste Klanders (alsoo het in de Winter was) die men vondGa naar voetnoot6), by my soude brengen; op den 13 Maart 1687. | ||||||||||||||
and both well-known everywhere in this Country among Cornmerchants and Bakers) are generated without reproduction. TheGa naar margenoot+ principal reasons that those people adduced were these: The Wheat, having been carried to a new loft, where no Wheat has ever lain before, gets the Calander growing inside it, and this must happen without any propagation. On the other hand, they say: We may open up a lot of [grains of] Wheat that is quite sound and uninjured, without there being the slightest tiny hole on the outside; and there will be an adult, living Calander sitting inside it. I have tried to convince them by reasoning, and I said, among other things, that we might easily, without knowing it, carry this vermin from one loft to another. For, only let a worker that stirs the Corn, leave a Corn-loft where there is Calander, and the same may very easily carry a few Wheat-grains with the Calander inside, or the Calander itself, along with him, either on his clothes or his boots, without knowing it, to a loft where no Calander had been before. And on the other hand, the Ship, Waggon or Cart, in which the Corn was transported, may be infested with Calanders, because of having previously carried Grain in which there had been Calanders; and from those few transmitted Calanders, the Calander may be generated by propagationGa naar voetnoot2). I requested that the very first Calanders that were found (although it was Winter-time)Ga naar voetnoot3) be brought to me; on the 13th of | ||||||||||||||
heb ik bekomen eenige Tarw-Graanen, waar van veele van binnen uytgegeten waren, vermengt met Klander. Ik nam drie distincte glaasjens, en in de selve dede ik 6. 8. à 9.Ga naar margenoot+ Klanders, en 8. 10. à 12. Tarw-Graanen van soodanige Tarw, daar ik my behoorde van te versekerenGa naar voetnoot7) Tarw te zijn, waar in geen Klander was, alsoo die nu eenige maanden op mijn ComtoirGa naar voetnoot8) in een doos hadde gestaan; en ook in een vierde glaajeGa naar voetnoot9) dede ik Klander sonder Tarw, dog dit laatste heb ik verworpenGa naar voetnoot10), om datGa naar voetnoot11) na verloop van twaalf dagen storven. En om dat het kout weder was, en dese Dieren veeltijds sonder beweginge lagen, heb ik de glaasjens in leere kokertjes in mijn sak gedragen. Ik hadde geen andere gedagten, of ik soude de Werelt naaktGa naar voetnoot12) konnen toonen, dat de Klander uyt een wormGa naar voetnoot13) voortquam, en tot dien eynde besag ik de Klander menigmaal met de Microscope. Dog het geene my in mijne Observatien seer verhinderde, dat waren de excrementen van de Klander, die in groote menigte aan 't glas saten, dese excrementen waren langagtig, loopende aan het eene eynde spits toe: Andere die korter waren, hadden de figuer van een Eij, en daar by eenige doorschynentheydGa naar voetnoot14). Ik hadde ook gedagten dat de Klanders niet en aten, gelijk de vliegende Schepsels van Zijd-wormenGa naar voetnoot15), en van veel Rupsen, maar ik bevond boven mijn vermoeden, dat de Klander het Koorn mede ver- | ||||||||||||||
March 1687 I received a few Wheat-grains, many of which had been eaten away inside, mixed with Calander. I took three distinct small glasses, and into the same I put 6. 8.Ga naar margenoot+ or 9. Calanders, and 6. 10 or 12. Wheat-grains of which I made sure that they were Wheat that contained no Calander; and so these had been standing for a few months upon my StudyGa naar voetnoot4) in a box; and in a fourth glass, too, I put Calander without Wheat; but this latter I have thrown away, because after twelve days they were dead. And as the weather was cold, and these Animals were mostly lying without any movement, I carried the small glasses in leather cases in my pocket. I had no other though but that I should be able to demonstrate clearly to the World that the Calander comes forth from a wormGa naar voetnoot5); and to that end I frequently inspected the Calander with the Microscope. But what hindered me very much in my Observations, that was the Calander's excrements, a large multitude of which were stuck to the glass; these excrements were longish, tapering to a point at one end: Others that were shorter, had the figure of an Egg, and with that, a certain transparenceGa naar voetnoot6). I also had an idea that the Calanders did not eat, like the flying Creatures of the Silk-wormsGa naar voetnoot7), and of many Caterpillars; but I found, against my suspicion, that the Calander also devoures the Corn; nay, that they are able to | ||||||||||||||
slind, ja dat die een gantsch Tarw-Graan van binnen konden uythollen en selfs daar in kropen, en dat zy met haar snuijt of mont (die voor aan 't hooft staat, en seer lang is, naar proportie van haar lighaam) door de bast van de Tarw konnen inbooren, (door behulp van seer kleyne tants-gewyse werktuygen, waar mede de snuyt aan het eynde versien isGa naar voetnoot16)) en aldus een begin van het op-eeten van de Tarw maken. Na verloop van 14. dagen, zijnde den 27 Maart, sag ik dat eenige Klanders met malkanderen versamelt warenGa naar voetnoot17), ende dat die seerGa naar margenoot+ lang aan malkanderen vast bleven, dragende het wijfken het manneken, en loopende daar mede voort, en schoon ik die veel maal (dus versamelt sijnde) overhoopGa naar voetnoot18) wierp, soo bleven die doorgaans nog versamelt. Hier op ging ik eenige Klanders openen, om de Eyeren daar uyt te halen; maar ik en konde my niet versekeren dat ik een teyken daar van sagGa naar voetnoot19). Na desen ging ik soeken na het mannelijk zaad van de Klander, en ik kreeg ontrent een grof sandGa naar voetnoot20) groote van die stoffe by-een, | ||||||||||||||
hollow out the whole of a Wheat-Grain inside, and even crept in bodily; and that they can bore with their snout or mouth (which is placed at the front of the head, and is very long in proportion to the body) through the husk of the Wheat (with the aid of very tiny toothlike implements with which the snout is provided at its endGa naar voetnoot8)) and thereby make a beginning with eating up the Wheat-Grain. After a space of 14 days, it being the 27th of March, I sawGa naar margenoot+ that the Calanders were mating, and that they remained sticking together a very long time, the female carrying the male, and walking along with it; and although I often knocked them over (while they were mating), they nevertheless remained united. I thereupon went to open some of the Calanders, to remove the eggs from them; but I failed to satisfy myself that I saw any sign of theseGa naar voetnoot9). After this I began to search for the male seed of the Calander; and I collected about as much as a coarse grain of sandGa naar voetnoot10) of that | ||||||||||||||
en ik bragt het, door een seer goet en seer vergrootende Microscope, voor het gesigt, en ontdekte een onbedenkelijkGa naar voetnoot21) groot getal van levende schepsels, in de geseyde weynige stoffe, dat het voor die geene, die het selfs niet en siet, ongelooflijk is; ja, ik beelde mij in dat geen Veld-Overste, schoon hij twee Veld-Legers tegen malkanderen sag agéren, die te samen vijftig duysent man uytmaakten,Ga naar margenoot+ soo een menigvuldige beweginge van menschen soude konnen sien, als ik in de geseyde weynige stoffe van het mannelijk Zaad, dieren sag bewegen; en dat soo lang, dat mijn gesigt moede sijnde van sien, ik de dierkens doode, om dat ik in die groote beweginge niet anders als haar hooft ofte voorste gedeelte van haar lighaam konde bekennen. Dese dierkens doot leggende, en van een gesepareert zijnde, sag ik met verwondering, de lange en seer dunne staarten, en aan eenige maar een weynig dikte aan het voorste gedeelte van haar lighaamGa naar voetnoot22). Vorders heb ik (soo menigmaal als ik aan de Klanders dagt, en gelegentheyd daar toe hadde) de Klander, in 't glas beslooten zijnde, geobserveert, en veeltijds gesien dat die versamelt waren,Ga naar margenoot+ dog geen levent schepsel ontdekt, als op den 10 Juny, als wanneer ik onder de Klander en Tarw sag leggen, twee korte en dikke kleyne wormen, de eene ontrent de groote van een grof sand, ende de andere wel viermaal soo grootGa naar voetnoot23); hier op resolveerde ik het glaasje te openen, daar in ses Klanders opgeslooten waren, en ik doorsogt en opende de Tarw-Granen, die by dese Klanders hadden gelegen, waar van twee gants ledig waren. Uyt een van de Granen ('t welk minst opgegeten, van buyten aan te sien, scheen te wesen, maar egterGa naar voetnoot24) veel kleyne gaatjens hadde, die met het bloote oog niet te | ||||||||||||||
substance, and I brought it before my vision through a very good and greatly magnifying Microscope, and discovered an unimaginable large number of living creatures in the said minute quantity of substance, so that it is, for him who does not see it heimslf, unbelievable; nay, I imagined that no Commander in the field, tho' he might see two Field-Armies in action against one another, which together numbered fifty thousand, could see such a multitudinousGa naar margenoot+ movement of people, as I saw animals moving in the aforesaid minute quantity of the male Seed; and this until - my vision becoming fatigued with looking - I killed the little animals, because I could recognize nothing in that great movement but their head or front part of their body. Once these little animals were being dead, and had been separated apart, I saw with surprise the long and very thin tails and, in some, only a slight thickness at the front part of their bodyGa naar voetnoot11). I have furthermore observed (as often as I happened to think about the Calanders, and had an opportunity) the Calanders that were enclosed in the glass, and often seen that they were mating,Ga naar margenoot+ but never discovered any living creature, except on the 10th of June, when I saw, lying among the Calander and the Wheat, two small short and thick, worms; one about the size of a coarse grain of sand and the other one quite four times as largeGa naar voetnoot12); I thereupon resolved to open the glass, in which six Calanders were shut up, and I searched and opened the Wheat-Grains that had been lying near these Calanders, two of which were quite empty. From one of the Grains (which, looked at from outside, seemed least eaten away, but nevertheless had many tiny holes that could not be recognized with the naked eye) I fetched an adult Calander, which had a bright red | ||||||||||||||
bekennen waren) haalden ik een volwassen Klander; die een blyroodeGa naar voetnoot25) couleur hadden; maar die gene die out waren en nu ontrent drie maanden in 't glas hadden opgeslooten geweest, die waren seer bruyn root, en in 't oog swartagtigGa naar voetnoot26). In een ander Tarw sag ik een Klander die seer wit was, leggende met sijn pooten, hoornenGa naar voetnoot27), en snuyt, (welke twee laatste voor aan 't hooft staan in sulke geschikte ordreGa naar voetnoot28), benevens het lighaam van de Klander, als of wy ons imagineerde te sien een Zijd-worm, die soo verre verandert is, dat hy tot een vliegent schepsel sal werden: alleen met dit onderscheyd, dat dese witte en nu nog onvolmaakte Klander, geen omwindsel en haddeGa naar voetnoot29), gelijk de tonnekens of popkens van de Zijd-wormen hebbenGa naar voetnoot30). Uyt een andere Tarw-Graan haalden ik een groote korte dikke worm, ontrent van de lengte van een Klander, soo dat ik oordeelde dat dese wormen, binnen weynig dagen, de gedaante van een Klander soude aannemen. Wyders ging ik andere glaasjens openen, en ik haalde uyt een Tarw-Graan een Klander die sijn witte couleur begonde te veranderen in een roode couleur, dese beweegde continueel sijn agterlijf. Vorders haalden ik uyt andere Tarwen wormen van verscheyde grootheden. | ||||||||||||||
colour; but those that were old, and had, by then, been shut up in the glass for about three months, they were very dark red, and looked almost black. In another Wheat-Grain I saw a Calander which was very white, and lay with its legs, and feelers, and snout (the latter two of which it has at the front of its head) so neatly arranged, alongside the body of the Calander, that we might imagine seeing a Silk-worm that had changed so far as to be about to become a flying creature; only with this difference that this white, still incomplete Calander had no cocoonGa naar voetnoot13), such as the pupae of the Silk-worm haveGa naar voetnoot14). From another Wheat-Grain I removed a short thick worm, about the length of a Calander, so that I judged that these worms within few days would be assuming the shape and form of a Calander. I then went to open other glasses, and I took from a Wheat-Grain a Calander that was beginning to change its white colour into a red colour; this one was continuously moving its abdomen. Furthermore I removed from other Wheat-Grains worms of various sizes. | ||||||||||||||
Mijn voornemen was om de Klanders, die dus lang in de glasen opgeslooten hadden geweest, op te snydenGa naar voetnoot31); maar alsoo op die tijdt verscheyde voorname Heeren van ons Land my quamenGa naar voetnoot32) besoeken, soo waren in korten tijd alle die Klanders weg geloopenGa naar voetnoot33). Ik heb ook waargenomen, dat de Klanders in kout weder soo stil leggen, dat men daar aan geen de minste beweginge kan gewaar werden, en als ik in soodanigen tijd de levende van de doode wilde onderscheyden, soo liet ik mijn warme adem daar over gaan, als wanneer de levende haar beweegdenGa naar voetnoot34). Nu hadde ik noch een vierde glaasje, daar in ik ontrent drie à vier weeken te voren acht Klanders ende veertien Tarw-granen in hadde opgeslooten, die ik mede in mijn sak hadde gedragen. Van dese Tarw-granen waren eenige kleyne gaatjens ingeboortGa naar voetnoot35), en drie anderen waren ontrent half uytgegeten. Ik heb alle Tarwgranen geopent, dog geen levent schepsel daar in konnen ontdekken; nog geen Eyeren daar in konnen vernemenGa naar voetnoot36). Ik heb drie à vier van dese Klanders geopent, ende haar ingewanden uyt haar lighaam gehaalt, ende bevonden dat twee van deselve wyfkens waren; wantGa naar margenoot+ uyt de eene haalden ik vijf distincteGa naar voetnoot37) seer witte Eyeren, die ik my inbeelde dat haar volkome groote hadde, en uyt de andere, twee soodanige Eyeren. | ||||||||||||||
My intention was to cut open the Calanders that had, therefore, been shut up in the glasses for a long time; but since at that time several prominent Gentlemen of our Country came to visit me, it was not long before all the Calanders had run awayGa naar voetnoot15). I have also observed that the Calanders, in cold weather, lie so still that one cannot see the slightest movement in them; and when, at such a time, I wanted to distinguish the live from the dead ones, I let my warm breath go over them, because the live ones would then begin to move. Now I had yet a fourth glass, in which, about three or four weeks previously, I had shut up eight Calanders and fourteen Wheat-grains, and which I had also been carrying in my pocket. In some of these Wheat-grains small holes had been drilled, and three others had been about half eaten away. I opened all the Wheat-grains, but could not discover any living creature therein; neither could I observe any eggs in them. I opened three or four of those Calanders, and took their intestines out of their bodies, and found that two ofGa naar margenoot+ the same were females; for from one I fetched five separate, very white Eggs, which I imagined had their full size, and from the other one, two such Eggs. | ||||||||||||||
Naderhand heb ik noch verscheyde Klanders geopent, ende daar in een gantsch EyernestGa naar voetnoot38) ontdekt, en gesien dat eenige van de Eyeren haar volkome groote hadden, ende dat de andere Eyeren van graat tot graatGa naar voetnoot39) kleynder waren. Hier uyt besloot ik dat gelijkGa naar voetnoot40) de Uyltjens van de Zijd-wormen, in een dag à twee veel eyeren leggen, ende daar na schielijk komen te stervenGa naar voetnoot41): Dat ter contrarie de Klander yder dag maar een of weynig Eyeren komt te leggen, en dat daarom de Klander soo lang in 't leven blijft, op dat hy naar advenant de Zijd-wormGa naar voetnoot42) of andere schepsels mede soude konnen vermenigvuldigen. Want de Klanders daar ik hier van kome te spreeken, die zijn voorleden Somer al in 't leven geweest. Wat nu belangt de twee eerst-geseide wormen, die ik buyten de Tarwe-granen in 't glas hebbe gevonden, die stel ik vastGa naar voetnoot43) dat uyt soodanige Tarw-granen zijn gevallen; die door de Klanders al te veel uytgegeten zijn geweest, ende daar in al te grooten gat was gemaakt. En gelijk wy de groote volmaaktheyd in alle schepsels, hoe kleyn die ook mogten zijn, niet en konnen uytspreeken, soo heb ik in gedagten genomen, of niet de lange snuyt (waar aan het uyterste eynde de mond geplaatst is, en welke mond begaaft is met tanden of scharen, die leden hebben om opGa naar voetnoot44) en toe te gaan, en tegen den anderen over staanGa naar voetnoot45), en in malkanderen sluytenGa naar voetnoot16)) alleen dus lang most gemaakt zijn, om een klein diep gaatjen in de Tarw-graan daar mede te maken, waar in de Klander een Ey soude moeten leggen, of dat anders de wormen of Eyeren tot geen perfectieGa naar voetnoot46) soude konnen komen; en wanneer de klander een Ey buyten op de Tarw quam te leggen, en daar uyt een worm voort komende, dat soodanigen worm onvermogenGa naar voetnoot47) soude zijn, om door de schorssen van de Tarw te konnen byten. Als ook dat sooGa naar voetnoot48) een | ||||||||||||||
After this I opened several more Calanders, and discovered therein an entire Ovary, and I saw that some of the Eggs had their full-grown size, and that the other Eggs were smaller by various degrees. From this I concluded that, whereas the Moths of the Silk-worm lay many eggs within a day or two, after which they quickly die, the Calander, on the contrary, lays only one, or a few, Eggs, each day, and that for this reason the Calander keeps alive so long, in order to be able to multiply as amply as the Silk-worm or other creatures. For, the Calanders of which I am speaking here have been alive ever since last Summer. Now as regards the two first-named worms, which I found in the glass outside the Wheat-grains, I affirm definitely that they had fallen out of such Wheat-grains as had been eaten away by the Calanders to such a great extent that far too big a hole had been made in them. And since the great perfection of all creatures however small they may be, is to us inexpressible, I have been thinking whether the long snout (at the extreme end of which the mouth is placed, which mouth is provided with teeth or jaws, which have members that can open and shut, and stand opposite one another and fit into each otherGa naar voetnoot8) has perhaps been made long thus to make a tiny deep hole with it in the Wheat-grain, wherein the Calander would have to lay an Egg; or that otherwise the worms or Eggs could not come to full development; and if the Calander were to lay an Egg on the outside of the Wheat-grain, and a worm should come forth from it, that such a worm would be incapable of biting through the husk of the Wheat-grain. And again, if a | ||||||||||||||
Klander verscheyde Eyeren in een Tarw-graan quam te plaatsen, ende daar wormen uyt voort quamen, dat die wormen malkanderen in de weeg souden sijn, als niet konnende uyt een Tarw graan groot gemaakt werden: Soo dat een Tarw-graan maar een worm (daar uyt een Klander voortkomt) kan voeden. Ik heb onder anderen een Tarw-graan geopent, in dewelke ik sag dat een kleyn gaatje gemaakt was, en ik haalde aldaar een Ey van een Klander uyt. Ook bevond ik dat het meel van de Tarw-graan rondom daar het Eytje lag, wat los gemaakt was: waar uyt ik gedagten nam, dat de Klander al vooren hij een Ey in dit gaatje hadde geleyt, het meel daar ter plaatse (door sijn snuyt) wat van een hadde gesepareert, eensdeels om datGa naar voetnoot49) het Ey sagt soude leggen, en ten anderen, dat als de seer kleyne worm uyt het Ey soude komen te kruypen, dat sagte ontdaneGa naar voetnoot50) meel tot sijn eerste voedsel soude konnen gebruyken. Vorders heb ik gesien dat de Klanders in haar snuyt hadden twee angels-gewyse lighamen, die als tegen de scharen van de mond continueel speelden, als de Klander sijn scharen op en toe dedeGa naar voetnoot16). Ik hadde op den geseyden 10. Juny twee van de grootste wormen, die ik uyt de Tarw hadde gehaalt, in een glaasje opgeslooten, ende dat glaasje in mijn sak gedragen, met insigteGa naar voetnoot51), of het mogte gebeuren dat dese wormen, voor mijn gesigt, in een Klander soudenGa naar margenoot+ komen te veranderen. Dese wormen heb ik twee à drie maal op een dag besien, en den eenen is my, na twee dagen geleeft te hebben, afgestorven, uyt oorsaak, beelde ik my in, dat ik de selve een weynig gequest hadde. Den andere beweegde doorgaansGa naar voetnoot52) soo extraordinairie stark, soo met het intrekken, en toebuygen van zijn lighaam, dat ik mij imagineerde, dat alle des selfs arbeyd nergens anders toe en strekte, als om sijn huyt af te stropen, en te veranderen in een Klander. Op den 15. Juny sag ik dat het vel, het welk het hooft bedekte (en waar aan de twee scharen zijn, waar mede deselve het Tarw-meel verbryselt, om tot zijn voedsel te gebruijken, en die een ligte roode couleur hebben) los aan het hooft scheen te staan, soo dat | ||||||||||||||
Calander deposited several eggs in one Wheat-grain, from each of which a worm should come forth, then these a worms would be in each other's way, as they could not all grow up from one Wheat-grain. This means that one Wheat-grain can feed only one worm (from which a Calander comes forth). Among other things, I have opened a Wheat-grain in which I saw that a small hole had been made; and I removed from it a Calander's Egg. I also found that the flour of the Wheat-grain, around the place where the Egg lay, had been made slightly loose; hence it occurred to me that the Calander, before it laid an Egg in this little hole, had (with the aid of its snout) somewhat separated the flour in that place, for one thing, in order that the Egg might lie soft, and for another thing, that, when the very tiny worm came to creep out of the Egg, it might use this soft, loosened flour for its first nourishment. I further saw that the Calanders have, in their snout, two hook-like projections that were continually playing, as it were, against the jaws of the mouth when the Calander opened and shut its jawsGa naar voetnoot8). On the aforesaid 10th of June I had shut up two of the largest worms, that I had fetched from the Wheat-grain, in a glass, and carried that glass in my pocket, with the intention whether it mightGa naar margenoot+ so happen that these worms should change, before my eyes, into a Calander. I have examined these worms or three times a day; and one of them died after having living two days, because - so I imagined - I had slightly injured the same. The other one was continuously moving about so extraordinarily quickly, what with drawing in and bending its body, that I imagined that all its hard work served no other purpose but to strip off its skin, and to change into a Calander. On the 15th of June I saw that the skin which covered the head (and on which are the two jaws with which the same crushes the Wheat-flour, to use as its nourishment, and which have a light red | ||||||||||||||
my dit nu hier voor quam, als of dit vel maar op het hooft was gesetGa naar voetnoot53). Den 16. Juny des morgens ontrent de klok ses uuren, observeerde ik weder de worm, en doen sag ik dat beyde de zijden van het hooft met een schilt of starker huyt als het verdere deel van het lighaam was bekleet geweest, met de hier voren verhaalde scharen daar aan vast, enGa naar voetnoot54) boven op het hoofd een derde schilt, ge separeert van het lighaam leggen. En wanneer ik op het dier quam te sien, soo en konde ik niet alleen de snuyt en alle de pooten, maar | ||||||||||||||
colour) seemed to be loose upon the head, so that it now looked to me as if this skin has just been set upon the headGa naar voetnoot16). On the 16th of June, at about six o'clock in the morning, I again observed the worm, and I then saw that both sides of the head had been covered with a shield, or stronger skin, than the remaining part of the body, with the aforementioned jaws attached to it, and on top of the head a third shield lying apart from the body. And as I came to look at the animal, I could recognize not only the snout and all the legs, but the entire body of the Calander; only | ||||||||||||||
het gantsche lighaam van de Klander bekennen, alleen met dit onderscheyt, dat dese Klander seer wit was, en met sijn snuyt, hoornen en pooten in soo geschikteGa naar voetnoot55) ordre lag, als of wy (als hier voren noch eens geseyt) een popke of tonneke sagen, en dit dier en dede niet als sich continueel met het achterlijf bewegen. Wijders sagGa naar voetnoot56) ik in het glas leggen, een seer kleyn ineen-gerolt deeltje of vliesje, dat ik mij inbeelde te zijn de dunne menbrane waar mede het lighaam van de Klander bekleed is geweest, doen het een worm was, en die met het veranderen van het lighaam was afgestrooptGa naar voetnoot57). Ik heb het verhaalde popke, nevens nog een ander, in mijn sak blijve dragen, met die insigteGa naar voetnoot58), om waar te nemen, hoe veel tijd dit witte popke van doen soude hebben, om roode couleur aan te nemen, en tot een loopende Klander te werden. Dog ik en hadde dese tonnekens of popkens maar vier à vyf dagen by my gedragen, als die quamen te sterven. Hier van beelde ik my in de oorsaak te wesen, dat de groote droogte van mijn sak, de vogt uyt dese Dieren te veel heeft doen uytwasemenGa naar voetnoot59). Dierhalven heb ik een volwassen worm, in een half doorsneden Tarw-Graan, in een doosje laten leggenGa naar voetnoot60), en waargenomen, dat den zelven den 21. Juny tot een tonneken was gewordenGa naar voetnoot53). Dit tonneken heb ik alle dagen besien, en soo ras en bragt ik geen seer kleine beweginge aan dat Tarw-deeltje daar het dierke in lag, of het Dier dat als een tonneke in een lag, roerde zijn lighaam seer stark. Den 4. July sag ik dat het Dier een roode couleur begonde te krijgen. Den 5. was de couleur noch wat rooder geworden, en doen sag ik dat het Dier niet alleen sijn lighaam roerde; maar sijn pooten, hoornen en snuyt ook beweegde. En alsoo ik sedert dese tijd sag, dat het dier in roode couleur toenam, staakte ik mijne verdere observatien. Ik hebbe weder op nieuw verscheide Klanders tot my laten brengen, alsoo het in die tijd was dat zy om de warmte op de Koren-Solders vermenigvuldigden, en om dat ik nooyt eenig Ey aan het glas hadde gevonden, daar in de Klander en Tarw te samen was, | ||||||||||||||
with this difference, that this Calander was very white, and was lying with its snout, feelers and legs so neatly arranged, as if we (as was also said heretofore) saw a pupa; and all that this animal did was to keep on moving its abdomen about. I furthermore saw, lying in the glass, a very small rolled-up particle or membrane, which I imagined to be the thin pellicle with which body of the Calander had been covered when it was a worm, and which, with the changing of the body, had been stripped off. I continued to carry the aforesaid pupa, together with another one, in my pocket, with the intention of discovering how much time this white pupa would require to assume the red colour, and turn into a walking Calander. But I had carried these pupae about with me for but three or four days, when they died. The reason for this I imagined to be the fact that the extreme dryness of my pocket caused the moisture in these Animals to evaporate too muchGa naar voetnoot17). For this reason I left a fully-grown worm, in a Wheat-Grain cut in half, lying in a small box, and I observed that the same had turned into a pupa on the 21st of JuneGa naar voetnoot18). I inspected this pupa every day; and no sooner did I make ever such a small movement in that Wheat-particle, than the Animal that was lying folded up like a pupa, stirred its body with great energy. On the 14th of July I saw that the Animal was beginning to take on a red colour. By the 5th the colour had become a little redder still, and then I saw that the Animal not only stirred its body; but also moved its legs, feelers and snout. And since I noticed, after this time, that the animal increased in red colour, I ceased my further observations. I again had several more Calanders brought to me, and as it was in that time that they multiplied because of the heat in the Corn-Lofts, and as I had never found a single Egg in or on the glass wherein the Calander and the Wheat were together, I shut up | ||||||||||||||
zoo heb ik drie Klanders, die ik oordeelde dat van het Vrouwelijk geslacht waren, in een glaasje, sonder yets daar bij te doen, opgeslooten, en waargenomen dat deselve in vier-en-twintig uuren tijds, vier Eyeren hadden geleyt. Om dat veele de Klander niet en kennen, heb ik goed gedagt een Klander te laten afteikenen, soo groot als hy is, die hier metGa naar margenoot+ Fig. 1. werd aangewesen. Ik heb ook door het Vergroot-glas laten afteykenen de snuyt van de Klander, om daar mede aan te wysen de werktuygen waarGa naar margenoot+ mede de Klanders de gaten in 't graan maaken, eensdeels om zijn voedsel uyt het graan te halen, ende ten anderen, om in de gemaakte gaten sijn Eyeren te leggen. Want soo wel als de groote Dieren haar nesten weten te bereiden, om haar jongen daar in op te queeken, soo wel is de Klander ingeschapen, dat hy op geen andere plaats zijn Eyeren soekt te leggen, als daar de Dieren uyt het Ey gekomen zijnde, haar voedsel konnen trekken, ende dat in de koorn-graanen. Ga naar margenoot+Fig. 2. BCDE. is de snuyt van de Klander, die soo regt niet en is als hy hier geteykent staat, maar die loopt krom gebogen als die van ter zijden wordt aangesien; als hier met BID. werd aangewesenGa naar voetnoot16); en wanneer ik deselve soo hadde laten teykenen, soo soude men de mond, die voor een gedeelte open staat, met desselfs scharen niet hebben komen te sien, als hier met D. werd aangewesen. Tusschen dese twe (!) scharen vertoont hem ook een van de twee angels, welke angels ik nooyt en hebbe konnen gewaar werden, dat de Klanders die verder uyt haar mond bragten, als tot het uyterste of de hoogte van de scharen aan D. Soo dat ik mij inbeelde dat dese angels tot geen ander eynde en waren gemaakt, als om de schors van de koorn-granen, ende het meel te helpen verbryselen; hoewel ik sag dat de angels, als ik die uyt de snuyt haalde, soo lang waren als de snuyt is. EGH. zijn de twee hoornenGa naar voetnoot61). ABF. is een gedeelte van het hooft, en aan B. werden aangewesen ronde bolletjens, die door het Microscope te beschouwen, haar vertoonden, als of wy met ons bloote oog in geschikte ordreGa naar voetnoot55) by malkanderen sagen leggen, seer kleyne swarte CoraaltjensGa naar voetnoot62), dat ik vast steldeGa naar voetnoot63), een van de twee oogen te zijn. Wanneer ik de mannelijke Klanders opende, heb ik meest doorgaans mijn selven vast ingebeeld, dat ik het mannelijk lit sag. Dit lighaam hadde een roodachtige doorschynende couleur en het was wat krom gebogen, en sonder soodanige kromte van het geseyde lit, | ||||||||||||||
three Calanders that I judged to be of the Female sex, into a glass, without adding anything to them; and I observed that, in the space of twenty-four hours, the same had laid four Eggs. Because many persons do not know the Calander, I have thought fit to have a Calander drawn, as large as it really is, as is shown hereGa naar margenoot+ in Fig. 1. I have also had the snout of the Calander drawn through theGa naar margenoot+ Magnifying-glass, in order to indicate thereby the tools with which the Calanders make the holes in the corn; on one hand to get its food from the corn, and on the other hand, to lay its Eggs in the holes thus made. For, just as the large Animals know how to prepare their nests, in order to rear their young therein, likewise has it been innated in the Calander that it does not seek to lay its Eggs in any other place but where the Animals, having emerged from the Egg, can obtain their nourishment; and that is in the corn-grains. Ga naar margenoot+Fig. 2. BCDE. is the snout of the Calander, which is not so straight as it has been drawn here, but which runs in a curve when seen from the side; as shown here by BID.Ga naar voetnoot19); and if I should have had it drawn like that, one would not have seen the mouth, which is partly open, with its jaws as indicated here by D. Between these two jaws, it also shows one of the two stings, which stings I have never observed the Calanders to bring further out of their mouth than the extreme end at the level of the jaws at D. I therefore imagined that these stings were made for no other purpose than to help in crushing the husk and the flour of the corn-grains; although I saw that the stings, as I took them out of the snout, were as long as the snout. EGH. are the two feelers. ABF. is part of the head, and at B. tiny little balls are shown, which, looked at through the Microscope, present an appearance as if we saw with the naked eye, lying together neatly arranged, very small, black Beads; this, so I definitely assumed, was one of the two eyes. When I opened the male Calanders, I have nearly always imagined that I could see the male organ. This part had a reddish, transparent colour, and it was slightly curved, and without such | ||||||||||||||
Ga naar margenoot+en soude de Klander niet wel konnen versamelenGa naar voetnoot64), om dat de achterlyven van deselve door harde schilden zijn bedekt. Ten anderenGa naar voetnoot65) om dat het vrouwelijk lit, meer als in andere Dieren omlaag staat; want als het manneken op het wyfken sit vereenigt, dan bereykt het manneken zijn hooft maar ten halven van het lighaam van het Wyfken. Dit ingebeeldeGa naar voetnoot66) mannelijk lit heb ik uyt de Klander genomen,Ga naar margenoot+ ende het selve voor een Microscope gestelt, als hier met Fig. 3. MLKN. werd aangewesen. Doch als ik dit met grooter opmerkingeGa naar voetnoot67) nader ondersogt,Ga naar margenoot+ bevond ik dat ik in mijn meninge bedrogen was; want dit lighaam en was geen mannelijk lit, maar alleen een koker ofte schede van het mannelijk lit, en gelijk dese schede hard of hoornachtig was, soo was in tegendeel het mannelijk lit sagt en buijgsaam, en uyt het selfde wasemde (als het in de lugt was) veel vogtige stoffe weg, en wierd daar door dunder. Dit mannelijk lit en brengt de klander niet eerder uit zijn koker of schede, voor en al eer hy de koker voor het meerengedeelte in het vrouwelijk lit van het wijfke heeft gebragt. De plaats van de schede waar uyt het mannelijk lit voort komt, die is in de geseyde Figuur tusschen LM. Ik heb het mannelijk lit, uyt zijn schede zijnde, mij verscheyde malen voor de oogen gestelt, en een van deselve, soo het voor het Microscope stond, de Plaatsnyder in handen gegeven, om het selvige soodanig af te teikenen, als hy dat quam te sien. Ga naar margenoot+Fig. 4. OPST. is de schede van het mannelijk lit, ende PQR. is het mannelijk lit uyt zijn schede, dat aan de schede of koker PR. vast is vereenigt. Ik heb ook verscheyde maal gesien dat wanneer het mannelijk lit ontijdig uyt het vrouwelijk lit quam, dat het alsdan ongemeen dik was opgeswollen; dit siende beelde ik mij in, dat dese opswellinge noodsakelijk was, ende dat sonder sulks dese Dieren in de versameling niet lang aan een souden blyvenGa naar voetnoot68). Ik hebbe weder op nieuw verscheyde Tarw-granen geopent, en wel voornamentlijk die gene waar in de Klanders een kleyn gaatjen hadden gemaakt: En eyndelijk drie à vier Tarw-granen aangetroffen, daar uyt ik soodanige kleine wormen haalden, die niet grooter waren | ||||||||||||||
Ga naar margenoot+curvature of the said organ the Calander should be prevented from mating, because the abdomens of the animals are covered with hard scales. Secondly because the female organ is lower than in other Animals; for when the male sits united with the female, the male's head reaches only half-way up the body of the Female. This supposed male organ I have taken out of the Calander,Ga naar margenoot+ and placed it before a Microscope, as shown here in Fig. 3. MLKN. But as I inspected it more closely with greater attention, I foundGa naar margenoot+ that I had been deceived in my opinion; for this part was no male organ, but only a case, or sheath, of the male organ; and whereas this sheath was hard, or horny, the male organ, on the contrary, was soft and pliable, and from the same there evaporated (when it was in the air) much moisture, which made it thinner. The Calander does not bring this male organ out of its case, or sheath, until he has pushed the sheath for the greater part into the female organ of his mate. The place of the sheath at which the male organ emerges, is shown in the said Figure between LM. I have several times placed the male organ, outside its sheath, before my eyes, and handed the same, as it stood before the Microscope, to the Engraver, for him to draw the same just as he came to see it. Ga naar margenoot+Fig. 4. OPST. is the sheath of the male organ, and PQR. is the male organ out of its sheath, which is firmly united to its sheath or case PR. I have also seen several times that, when the male organ came prematurely out of the female organ, it was swollen up unusually thick; on seeing this, I imagined that this distension was necessary, and that without this, these Animals, when mating, could not remain together for longGa naar voetnoot20). I have again opened several Wheat-grains and principally, those wherein the Calanders had made a little hole: And at last came across three or four Wheat-grains, out of which I took such small | ||||||||||||||
Ga naar margenoot+als een zantjeGa naar voetnoot69), welke wormen ik my sekerlijk inbeelde, dat eerstGa naar voetnoot70) uyt de Eyeren van de Klanders waren gekomen: En onder die gene was 'er een, die zijn lighaam met soo weynig meelachtige stoffe was beset, dat den Teykenaar door het Microscope te sien, de meesteGa naar margenoot+ leden en het hooft konde bekennen, als hier met Fig. 5. daar met ABD. het lighaam, en met BCD. het hooft werd aangewesen: Doch dit Dier en heb ik niet sien leven; of ik nu het selvige met uyt de Tarw te nemen gedood heb, dan of het in de Tarw gestorven was, dat is mij onbekent. Ik heb hier voren geseit, dat ik Klanders in een glas, sonder Tarw-granen, of yets anders daar by te doen, hadde opgesloten, op dat se haar Eyeren aan het glas souden leggen. Van dese Eyeren heb ik 'er een voor een Microscope gebracht, ende het selvige medeGa naar margenoot+ laten afteikenen, als Fig: 6. EFG. Uyt dese geseide Eyeren heb ik na verloop van seven dagen wormen gekregen, en soo ras als ik die vernamGa naar voetnoot71), heb ik die voor het Microscope gestelt, en een van deselve, die op zijn rugge lag, laten afteikenen. Ga naar margenoot+Fig: 7. HIKL. is de geseyde worm, soo dat HIK. het hooft is, ende KLH. het lighaam. Dese worm beweegde sich seer stark, en als hy een weynig ruste, dan trok hij zijn lighaam kort in een, en dusGa naar voetnoot72) heeft den Teikenaar die afgeteykent: deselve volwassen zijnde, en heeft egter geen andere figuur, en wel voornamentlijkGa naar voetnoot73) als zijn tijd gekomen is, dat hy in een Klander sal veranderen. Ik hadde nog een twede worm voor een ander Microscope staan. Dese worm hadde ik aan zijn agterlyf vast gemaakt, en na dat hy twee maal vier-en-twintig uuren voor het Microscope hadde gestaan, ende noch in 't leven was, heb ik deselve soodanig laten afteykenen, als hy zijn lighaam op zijn langst uytstrekte, als hier metGa naar margenoot+ Fig. 8. MNOP. werd aangewesen. Dese wormen konnen haar seer weinig verplaatsen, soo dat zy alleen maar schynen geschapen te zijn, om in een koorn-graan te woonen. Want soo de Klander zijn Ey of Eyeren niet en komt te leggen als in 't binnenste van de Koorn-granen, soo kan na mijn oordeel onmogelijk de worm zijn voedsel krijgen, ende tot een Klander worden. Ga naar margenoot+Dit soo zijnde, soo konnen wij ons wel voldoen, en de redenen te binnen brengenGa naar voetnoot74), dat in de koorn-granen die veel geroert of | ||||||||||||||
Ga naar margenoot+worms as were no bigger than a small grain of sandGa naar voetnoot21), which worms I firmly imagined had only just come out of the Calander's Eggs: And among those there was one whose body had so little flour-like substance on it that the Draughtsman, looking through the Microscope, could see most of the members and the head, as is shownGa naar margenoot+ here in Fig. 5, where, by ABD. the body, and by BCD. the head is indicated: But I have not seen this Animal alive; whether I killed it when taking it out of the Wheat-grain, or whether it died in the Grain, that is unknown to me. I said heretofore that I had shut up Calanders in a glass, without adding either Wheat-grains or anything else, so that they might lay her Eggs on the glass. Of these Eggs I brought one before theGa naar margenoot+ Microscope, and also had the same drawn, as Fig: 6. EFG. From the said Eggs I obtained, after a lapse of seven days, worms; and as soon as I saw those I placed them before the Microscope, and had one of them drawn that was lying on its back. Ga naar margenoot+Fig. 7. HIKL. is the said worm, so that HIK. is the head, and KLH. the body. This worm was moving very strongly, and when it rested a little, it drew its body close together, and that is how the Draughtsman has drawn it: when the same is fully grown, however, its figure is not different, especially when its time has come to change into a Calander. I had yet another worm standing before another Microscope. I had fastened this worm by its abdomen, and after it had stood before the Microscope for twice twenty-four hours, and was still alive, I had the same drawn in the position when it steretched out its bodyGa naar margenoot+ at its longest, at is shown here in Fig. 8. MNOP. These worms can move about only very little, so that they appear to have been created solely to dwell in a corn-grain. For if the Calander cannot lay its Egg or Eggs, as it were, right inside the Corn-grain, then, in my judgement, the worm cannot possibly get its nourishment, and become a Calander. Ga naar margenoot+This being so, we can surely explain satisfactorily what are the reasons why, in the corn-grains that are often stirred or shaken | ||||||||||||||
verschotenGa naar voetnoot75) werden, de Klander weinig kan voort-teelen. Want laat heden een Kander twee à drie koorn-granen bereyt hebben, om zijn Eyeren daar in te leggen, en dat daar op het Koorn werd verschoten of geroert, en de tijd gekomen zijnde dat hy zijn Eyeren moet leggen, ende de toebereyde koorn-granen missende, soo moet hy zijn Eyeren dan leggen buyten op de granen, daar de wormen uit haar Eyeren dan komende, als in een onvruchtbare akker leggen, en moeten sterven: en in tegendeel als het Koorn seer weinig of niet geroert werd, kan de Klander seer vermenigvuldigen, om dat hy sijn toebereide Koorn-granenGa naar voetnoot75a) (die als nesten van de Eyeren zijn) weet te vindenGa naar voetnoot76). Ten anderen vermenigvuldigt de Klander seer om dat hy lang leeft, want de Klander die ik in de maand Maart gekregen hebbe (en waar van sonder twyffel de jongste van deselve, | ||||||||||||||
up, the Calander cannot easily multiply. For, let a Calander have prepared two or three corn-grains to-day, to lay its Eggs therein, and the Corn is thereupon stirred or shaken up, then the time having come to lay its Eggs, and missing the prepared corn-grains, it must then lay its Eggs on the outside of the grains, where the worms, as they emerge from their Eggs, will be lying, as it were, in a barren field, and are bound to die: and on the contrary, when the Corn is stirred hardly, or not at all, the Calander can multiply greatly, because it will know where to find its prepared Corn-grains (that are as the nests of the Eggs)Ga naar voetnoot22). For another thing, the Calander multiplies very much because it has a long life; for the Calanders that I received in the month of March (and the youngest of which are already, without any doubt, a year old) are still as fully alive | ||||||||||||||
al ontrent een jaar oud zijn) leven soo stark, als eenig Klander kan doen; en wie weet hoe lang die noch sullen leven? Ik soude noch wel meerder van mijne aantekeningen die ik gehouden hebben in 't opsluytenGa naar voetnoot77) ende waarnemen van de Klanders, hier nevens voegen; maar ik oordeel dat het gene ik hier verhaalt hebbe genoeg is omme hare Hoog-Edele en alle Geleerde verstanden te doen sien, dat de Klanders niet anders en konnen voortkomen als uyt voortteelinge; namentlijk dat een Klander versameltGa naar voetnoot64), Eyeren leyt, ende dat uyt die Eyeren wormen voortkomen, ende dat die wormen tot Klanders werden. Doch of het Koornkopers, Bakkers, Molenaars, ende die gene die niet verder sien als haar neus lang is, en van dewelke ik soo veel tegensprekens ontrent de voortteelinge hebbe moeten lijden, genoeg sal wesen,Ga naar margenoot+ daar aan wil ik noch twyfelen. Ik stelle evenwel voor seker en vastGa naar voetnoot78), dat gelijk ik nu klaar genoeg hebbe bewesen van de Klanders; dat die niet anders konnen voortkomen dan door voortteelinge, soo het ook gaan moet met alle schepselen, die met een beweginge zijn begaaft; (dat wy in de Dieren een levende zielGa naar voetnoot79) noemen) want hoe kleyn het ook is, zijn eerste maaksel hangt af van den beginne der Scheppinge; en soo het anders waar; namentlijk dat uyt onroerlijke stoffe, als Steen, Hout, Aarde, Planten, Zaden, enz. een lighaam voortquam dat (als boven geseyd) roerlijk was, dat soude een Mirakel zijn, en zijn maaksel soude op nieuw af hangen van den Grooten Almogenden Schepper. En gelijk ik in een van mijn voorgaande MissivenGa naar voetnoot80) geseyt hebbe, dat geen Boom op nieuw gemaakt werd, maar dat die afhangen van de begintsels of jonge Planten die in de zaaden syn. SooGa naar voetnoot81) hangen alle schepsels, die met een bewegende of levende Ziel begaaft syn, af, van haar eerste geslagt; of om beter te seggen, zij hangen af van de bewegende of levende dieren, die in de mannelijke zaden, in den beginne der Scheppinge gemaakt zijn. Dit sal eenigeGa naar voetnoot82) wel wat vreemt voorkomen, en men soude my wel weder op de voortteelinge van andere kleyne dieren overwysenGa naar voetnoot83); | ||||||||||||||
as any Calander could be; and who knows how much longer they will yet live? I might add several more of my notes, which I kept while shutting upGa naar voetnoot23) and observing the Calanders, to this letter; but I believe that what I have related here is sufficient to prove to Your Honours, and to all Learned intellects, that the Calanders cannot originate in any other way than through propagation; namely, that a Calander mates, lays Eggs, and that worms come forth from those Eggs, and that those worms turn into Calanders. But whether this will be sufficient for the Corn-dealers, Bakers, Millers, and those who cannot see past the end of their nose, and from whom I have had to put up with so much contradiction concerning reproduction, I am still inclined to doubt. However, I definitely assert that, justGa naar margenoot+ as I have now clearly proved with regard to the Calanders; that they cannot originate except through propagation, so it must also be with all creatures that are endowed with movement; (that which we call, in Animals, a living soulGa naar voetnoot24)) for however small it may be, its first production depends upon the beginning of Creation; and if this were otherwise; namely, if from immobile substances such as Stone, Wood, Earth, Plants, Seeds, etc. a body came forth that (as said above) was mobile, that would be a Miracle and its production would once again be dependent upon the Great Almighty Creator. And just as I said in one of my foregoing MissivesGa naar voetnoot25), that no Tree is newly-made, but that they all depend upon the beginnings, or young Plants that are in the seeds; so all creatures that are endowed with a moving or living Soul, depend upon their first generation; or to put it in a better way, they depend upon the moving or living animals that were made in the male seeds, in the beginning of Creation. This will probably seem strange to some people, and they might perhaps refer me to the propagation of other small animals; but | ||||||||||||||
maar wie lust soo veel arbeit als ik in dit ondersoek van de Klander (daar ik meer dan vier maanden soo nu als dan mede hebbe besig geweest) besteet hebbe. Ik ben niet genegen om kleyne Dieren in 't geheel te laten afteykenen, om dat wy daar uyt weinig nut konnen trekken: En dit is de oorsaak waarom ik maar eenige deelen van de Klander hebbe laten afteikenenGa naar voetnoot84). Men heeft my komen seggen en seer groot opgegeven van seker Boekje, handelende van Microscopische Observatien, die ongemeen vergrootende waren, welk Boekje in de laatste Frankfortse MisGa naar voetnoot85)Ga naar margenoot+ verveylt was. Ik was seer begerig om dat te hebben, als hoopende dat ik daar uyt eenig licht soude trekken. Maar soo ras en had ik dat Boek, genaamt Micrographia Nova, door de Hr. Joh. Francisco GriendelioGa naar voetnoot86) uytgegeven, niet bekomen, of ik sag dat het voor my niets waardig was: want de kleyne schepsels die onder andere daar in afgebeeld waren, als Luys, Vlooy, Mier, enz. die waren wel groot, doch seer onvolkomen en mismaakt geteykent. Of dit nu komt by gebrek van goede Vergroot-glasen, of dat het aan den Teykenaar schortGa naar voetnoot87), dat is my onbekent. Ik hebbe goet gedagt alleen maar twee pooten van de Luys, die in dat Boekje stonden, te laten afteykenen om de mismaaktheyd van de selve aan te wysen. Fig. 9. AB. en CD. zijn twee pooten van de Luys die in deGa naar margenoot+ voornoemde Micrographia Pag. 14. afgeteykent staan, en welke pooten aldaar met I. en C. werden aangewesen. Ik hebbe verscheide Luysen door het Microscope afgeteikent gesien, doch die verschillen alle met mijn ObservatienGa naar voetnoot88). Ontrent twaalf jaar geleden, hebbe ik hare Hoog-Ed: de afteikening van een poot van een Luys toegesondenGa naar voetnoot89), om daardoor de welgemaaktheid van soo een klein schepsel te mogen sien. En alsoo ik daar van noch een afteijkening hebbe gevonden, heb ik | ||||||||||||||
whoever wants so much work as I have spent on this examination of the Calander (which has occupied me, on and off, for more than four months). I am not in favour of having small Animals drawn in their entirety, because we can extract but little advantage therefrom: And that is the reason why I caused only a few parts of the Calander to be drawnGa naar voetnoot26). People have come to talk to me, and sing the praises, of a certain little Book, dealing with Microscope Observations, which were uncommonly magnified, which Booklet was sold by auction at the lastGa naar margenoot+ Frankfort Trade FairGa naar voetnoot27). I was very anxious to have that, as I hoped to get some enlightenment from it: But no sooner had I received that Book, called Micrographia Nova, published by Mr. Joh. Francisco GriendelioGa naar voetnoot28), than I saw that it was to me quite worthless: for the small creatures that, amongst others, are depicted therein, as Louse, Flea, Ant, etc., were indeed big, but drawn very imperfectly and deformed. Now whether this is due to the lack of good Magnifying-glasses, or whether it is the Draughtsman's fault, is not known to me. I have thought fit to get only two legs copied, of the Louse, that was in that Booklet, to indicate the deformity of the same. Ga naar margenoot+Fig. 9. AB. and CD. are the two legs of the Louse that are found drawn in the aforesaid Micrographia Pag. 14, and which legs were indicated there by I. and C. I have seen several Lice as drawn through the Microscope, but they all differ from my own ObservationsGa naar voetnoot29). About twelve years ago I sent Your Honour the drawing of a Louse's legGa naar voetnoot30), in order that you might see the perfect shape of such a tiny creature. And as I have also found another drawing of it, | ||||||||||||||
die hier nevens laten drukken, op dat men het maaksel van de poot van de Luys, soo als ik die den Teikenaar hebbe getoont, en hy die na 't leven heeft afgeteikent, tegen het maaksel soo als men dat in Duytsland heeft afgebeeld, soude konnen sien. Ga naar margenoot+Fig. 10. ABCDEF. is een van de ses pooten van een Luys; BCD. is de groote klaauw die de Luys aan yder poot noodzakelijk van doen heeft: Want als den selven op het lighaam is daar geen hairen staan, soo slaat hij dese klaauw in het opperste huidjeGa naar voetnoot90), om den angel (die hy in sijn hooft bewaart, en waar mede hy het bloed uyt het lighaam haalt) met gewelt in 't lighaam te drukkenGa naar voetnoot91). En hairtjens ontmoetende, soo grijpt of vat hy die met of tusschen de geseide klaauw, en dat deel aan de poot dat aan D. uytsteekt, welk deel mede met een seer kleine klaauw is versien, en noch meer tusschen het deel E. dat ik een duym van de poot van de Luys noem, dewelke mede met een kleine klaauw versien isGa naar voetnoot92). Want soo wel als wy de duym van onse hand gebruyken om yets te vatten, soo wel gebruikt de Luys zijn duym om een hair vast te houden. AFG. is een lit dat aan de borst van de Luys vast is. Ik kan de klaauw van de Luijs mijn selven grooter vertoonen als hier de gantsche poot afgeteikent is; maar ik gebruyk soodanige vergrootende glasen niet, of de noot moet het vereischen; want ik oordeel dat wy een lighaam genoegGa naar voetnoot93) vergrooten, als wy distinct alle leden komen te sienGa naar voetnoot94). Soo ik wist dat ik de Geleerde Werelt dienst konde doen, met de angel van de Luys die hy in 't hooft draagt, den angel die hy | ||||||||||||||
I have caused this to be printed here as well, in order that one may see the structure of the Louse's leg, as I showed it to the Draughtsman, and which he has drawn from life, against the structure such as they have depicted it in Germany. Ga naar margenoot+Fig. 10. ABCDEF. is one of the six legs of a Louse; BCD. is the big claw that the Louse necessarily requires on each leg: For when the same is on a hairless part of the body, he strikes this claw into the outer skin, in order to press the sting (which he carries in his head, and with which he draws the blood from the body) with force into the bodyGa naar voetnoot31). On meeting the tiny hairs, he seizes or catches those with or between the said claw and that part of the leg that sticks out at D., which part is also provided with a very small claw, and still more, between the part E. which I call the thumb of the Louse's leg, and which, too, is provided with a small clawGa naar voetnoot32). For just as we use the thumb of our hand to seize something, so the Louse uses his thumb to keep hold of a hair. AFG. is a limb that is attached to the breast of the Louse. I can depict the Louse's claw to myself, larger than the whole leg has been drawn here; but I do not use such greatly magnifying glasses unless it is absolutely necessary; for I judge that we magnify a body sufficiently if we can distinctly see all its partsGa naar voetnoot33). If I knew that I would do the Learned World a service by showing the sting of the Louse that he carries in the head, the sting | ||||||||||||||
achter in 't lijf draagtGa naar voetnoot95), en het mannelijk lit van deselve aan te wijsen, ik soude deselve laten afteikenen. Ik hebbe zijn Koninglijke Majesteyt van Groot-Brittannien (wanneer laatst in dese Landen wasGa naar voetnoot96), en sig soo vernederde, en my de eer aandede van in mijn huis te komen om mijne eenvoudige speculatienGa naar voetnoot97) te aanschouwen) onder andere ook de boven-verhaalde deelen van de Luys vertoond, en verhaalde het gebruyk van den Angel, die de Luys in zijn achterlijf draagt, waar uyt ik de reden gaf, waarom de Soldaten nat beregent zijnde, meer geplaagt werden van de Luysen, dan in droog weder. Waar in een goet behagen geschept wierd. De reden was dese, wanneer de Luys zijn angel uyt zijn hooftGa naar margenoot+ of mond in de huyt sal brengen, soo en moet hy door de klederen niet tegen het lighaam aangeparst werden, maar hy moet ruymte hebben, om het voorste gedeelte van zijn lighaam te konnen buygen. Ja ik heb veel maal gesien, dat als een LuysGa naar voetnoot98) de geseide angel in 't lighaam bragt, sijn agterlijf soo hoog ophefte, dat hy als op zijn hooft quam te staan. Wanneer het nu soo regent, ende de klederen van de Soldaten zijn doorwatert, soo weten wy dat soodanige doorwaterde klederen, veel vaster om het lighaam sluyten, dan als die droog zijn, om dat de water-deelen yder draadje of hairtje, waar van de klederen gemaakt zijn, omvangen: Ten anderenGa naar voetnoot99) gaan selfs de water-deelen tot in yder draadje of wol. Dese water-deelen moeten een plaats beslaan, en by gevolg moet het kleet dikker werden, en dus vaster om het lijf sluyten, dan in droog weder. De Luys nu door het kleet dat stijf tegen het lighaam aan sit, kan in sulken geval zijn voorste deel van 't lighaam niet krom buygen, veel min zijn agterlijf om hoog setten, en daarom zijn voedsel niet konnende trekken, steekt hij veel maal met zijn angel, die hij achter in 't lighaam draagt, in de huit; waar door dan de lijder zijn lighaam komt in en uyt te bewegen, en te trekken, | ||||||||||||||
that he carries in the back of his body, (the abdomen)Ga naar voetnoot34) and the male organ, then I would cause the same to be drawn. I have shown, among other things, also the above-mentioned parts of the Louse to his Royal Majesty of Great BritainGa naar voetnoot35) (when he was lately in these Countries, and condescended, and did me the honour, to come to my house to inspect my humble experiments); and I recounted to him the use of the Sting, which the Louse carries in its abdomen, from which I gave the reason why the Soldiers, when drenched with rain, are plagued more by the Lice, than in dry weather. Which gave great amusement. The reason was this; if the Louse is to bring his sting out ofGa naar margenoot+ his head or mouth into the skin, he must not be pressed by the clothes against the body, but he must have room to bend the front part of his body. Nay, I have seen many times that, when a Louse pushed the said sting into the body, he raised his abdomen so high that he came, as it were, to stand on his head. Now when it is raining so hard, and the clothes of the Soldiers are wet through, we know that such drenched clothes cling much more firmly to the body than when they are dry, because the particles of water surround each little yarn or fibre of which the clothes are made: Moreover, the water-particles themselves penetrate into every tiny thread of wool. These water-particles must take up room, and as a result the cloth must grow thicker, and therefore close more firmly round the body than in dry weather. Now the Louse, due to the cloth clinging close to the body, cannot in that case bend the front part of his body, and far less still, raise up his posterior; and therefore, not being able to draw his nourishment, he stabs many times, with the sting that he carries in the back of his body, into the skin; with the | ||||||||||||||
dat wij schurken noemen, en krijgt in sulken geval de Luys ruimte, eensdeels om sich te konnen verplaatsen, als hij meerder ruymte heeft, en ten anderen om zijn angel in de huit te brengen, waar door hij voedsel moet halenGa naar voetnoot100). Wanneer ik mijn oogen hebbe geslagen op de afgeteikende Mier in de boven-verhaalde Micrographia, ende daar tegen door het Microscope een levende Mier geëxamineert, soo hebbe ik de voorschreve afteikeninge immersGa naar voetnoot101) soo onvolkomen ende mismaakt gevonden, als die van de Luys. Ik hebbe verscheide Mieren geopent, en in eenige veel seer kleine doorschijnende deeltjens gevonden, die ik my selven inbeelden dat het Eyernest constitueerdenGa naar voetnoot102). Ga naar margenoot+Als ik laatst een Mieren-nest in mijn Thuyn omroerde, ende aldaar aanschoude, dat het eene Mieren-Ey niet alleen boven het andere in groote uytstak; maar dat selfs eenige Mieren noch seer wit warenGa naar voetnoot103), ende als sonder beweginge scheenen te leggen, tot zy tot haar volkome groote waren gekomen, soo kreeg ik andere gedagten, als eenigeGa naar voetnoot104) van de Mieren tot noch toe gehad hebben. Te weeten dat de Mieren soo wel als de Klanders en ander ongedierte (in dese koude Landen) des winters als onbeweeglijk en sonder eeten leggen; ende dat meest alle de versameling van de spijs die zy des Somers in haar nesten brengen, alleen maar is, om haar jongen daar door groot te maken. Dese mijne gedagten sullen veele wel vreemt voor komen; maar hoe is het voor ons aannemelijk, dat een Ey van eenig dier, niet alleen grooter soude wesen als het gantsche agterlijf van het Dier daar van het gekomen is; maar dat ook het selfde van tijd tot tijd soo groot word, als het geheele lighaam van de Vader of Moeder is, eer het zich tot loopen begeeft? ende dus verre gekomen zijnde, niet verder in groote toeneemt. Dit sien | ||||||||||||||
result that the sufferer begins to move and pull his body to and fro, what we call writhing or wriggling, and in that case the Louse gets some room, partly to be able to move about when he has more room, and for another thing, to bring his sting into the skin, through which he must fetch his foodGa naar voetnoot36). Whenever I have cast my eye upon the Ant drawn in the aforementioned Micrographia, and, as against this, have examined a living Ant through the Microscope, I have found the said drawing indeed quite as imperfect and deformed as that of the Louse. I have opened several Ants, and in some of them found many very small, transparent parts which, I imagined, constituted the Egg-nestGa naar voetnoot37). When, the other day, I stirred up an Ant-hill in my Garden,Ga naar margenoot+ and there observed not only that one Ant's egg much exceeded another in size; but even that some Ants were still quite whiteGa naar voetnoot38), and appeared to lie quit motionless until they had come to their full size, I came to different thoughts as some other people have had, up to the present, about Ants. To wit, that Ants, as well as Calanders and other vermin (in these cold Countries) lie almost motionless and without food in winter-time; and taht most of the collection of food that they bring into their nests in Summer, serves only to make their young grow. These my thoughts will surely appear strange to many; but how can it be credible to us that the Egg of any animal could be bigger than the entire abdomen of the Animal from which it has come; but also, that the same can become as big, as time goes on, as the whole of either the Father's or the Mother's body, before it begins to walk? and, having got so far, increases no further in size. This we see in the Ant; whether it also happens | ||||||||||||||
wy in de Mier [;] of het ook in eenig ander Dierlijk schepsel dus toegaat weet ik niet, het is my altijdGa naar voetnoot105) nooyt voorgekomen. Dese Eyeren moeten (na alle apparentie) als die eerstGa naar voetnoot106) geleyt worden seer kleyn zijn, en daar na continueel in groote toenemen. Dit soo zijnde, soo moeten wy vast stellen, dat aan dese Eyeren doorgaans eenig voedsel moet toegebragt werden, sullen die in groote toenemen. Waar uyt wy konnen besluyten, dat de versameling of toevoering van de spijs, die de Mieren in de Soomer na haar nesten voeren, meest is om haar te voeden. Ik weet wel dat dit veel tegensprekens sal komen te lijden, nademaal de jongen van de Mieren in de menbrane ofte vlies beslooten leggen, en dat 'et by gevolg niet wel te begrijpen is, hoe dat deselve nu van het lighaam van de Moeder afgescheyden zynde, van de Vader of Moeder voedsel kan gegeven werden. Maar wy konnen noch minder begrijpen, dat een Dier in sijn Ey leggende, dat Ey en het Dier te gelijk, daaglijks in groote konnen toenemen, sonder voedsel te ontfangen. Maar dese dingen staan noch te ondersoeken. Dit is Hoog-Edele Heeren het gene ik goet gedagt heb voor dees tijd haar Hoog-Edele mede te deelen, ende desen te addresseren aan zijn Hoog-Edele d'Heer Robert Boyle, om dat ik bewust ben, dat haar Hoog-Edelen ontrent dit Saysoen van het jaar geen Vergadering hebben, en sal onder des blyven
Hoog-Edele HEEREN.
A. van Leeuwenhoek. | ||||||||||||||
thus in any other Animal-like creature I do not know, at any rate I have never observed it. These Eggs must (to all appearances) be extremely small just after they are laid, after which they constantly increase in size. This being so, we must affirm that, if these Eggs are to increase in size, some nourishment must come to them. From which we may conclude that the collection, or supply of food, that the Ants carry to their nests in the Summer, mostly serves to feed them. I well know that this will suffer much contradiction, since the young of the Ants he enclosed in a membrane or pellicle, and that it is therefore not easily understood, how the same, being now separated from the Mother's body, can be given food either by the Father or the Mother. But we can understand still less, that an Animal lying in its Egg, both the Egg and the Animal simultaneously may increase in size daily, without receiving any food. But those things still remain to be investigated. This, Very Noble Sirs, is what I considered right to communicate to Your Honours this time, and to address this letter to The Honourable Robert Boyle, as I am aware that Your Honours will not be having a Meeting around this Season of the Year, and I will meanwhile remain
Very Noble SIRS.
A. van Leeuwenhoek. |
|