Alle de brieven. Deel 6: 1686-1687
(1961)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdGepubliceerd in:
| |||||||||||||
Korte inhoud:De kiem in tarwe-, rogge-, gerst- en gierstkorrels. Verder in boekweit, kanarizaad, zuringzaad, enz. De bouw van de vrucht van de biet. De bouw van vele andere zaden en de kiemen hierin. De theorie, dat bomen en kruidachtige planten sinds de schepping aanwezig zijn: in het zaad (der planten) ligt duidelijk herkenbaar de plant in miniatuur. L. maakt een duidelijk onderscheid tussen de ligging van de kiem in de zaden van Mono- en Dicotylen ten opzichte van het ‘meel’ (endosperm). | |||||||||||||
Figuren:De oorspronkelijke tekeningen zijn verloren gegaan. In de druk zijn de 28 figuren op 3 platen gerangschikt. | |||||||||||||
Letter no. 100[55].
| |||||||||||||
Published in:
| |||||||||||||
Summary:The embryo in the grain of wheat, rye, barley and millet. Of that in buckwheat, canary seed, sorrel, etc. The structure of the fruit of beetroot. The structure of many other seeds and their embryo's. The theory that trees and herbs have existed since the creation, for in the seed (of plants) the plant in miniature is evidently recognizable. L. makes a clear distinction between the position of the embryo in seeds of Monocotyledons and Dicotyledons in relation to the ‘flour’ (endosperm). | |||||||||||||
Figures:The original drawings have been lost. In printing the 28 figures have been brought together as 3 plates. | |||||||||||||
Delft in Hollant 13e junij 1687Ga naar voetnoot1)
Hoog Edele Heeren
Mijn Heeren die vande Coninklijke SocieteitGa naar voetnoot2)
Mijn laesten alderonderdanigste aen haer HoogEd: is geweest den 9e MeijGa naar voetnoot3), waer in ik onder anderen come te handelen vande Coffee, ik wil niet twijffelen, off mijn Missive sal op sijn tijd bestelt sijn. Hier nevens gaen weder enige van mijn geringe ObservatienGa naar voetnoot4). Ga naar margenoot+Ik hebbe oock onder anderen het begin vande plantGa naar voetnoot5) inde Tarw gesogt, sonder dat ik deselve hadde tot het spruiten gebragt maer alleen een weijnig tijd int water geleijt, off enige TarwgranenGa naar voetnoot6) een weijnig tijd in mijn mond gehouden, ende dat alleen omdatGa naar voetnoot7) de Membranen waer in het begin vande planten beslooten legtGa naar voetnoot8) vogtig souden werden, omme alsoo te beter de Membrane vande jonge planten te connen separeren. Na dat ik dan twee distincte MembranenGa naar voetnoot9) van het begin vande plant hadde gesepareert, hebbe ik het begin vande plant vande Tarw genomen, ende die voor een Microscope gestelt, ende aenstonts waergenomen, dat derselver toegesloten bladeren uit geen andere deelen en scheenen te bestaen, dan uijt regt opgaendeGa naar voetnoot10) vaten hebbende enige Bogtgens en heuveltgens, welcke heuveltgens ik mij inbeelde alleen veroorsaekt te sijn, doorGa naar margenoot+ het wegwasemen vande Vogtigheit uijt deselve. Fig. 1. A.B.C.D.E.F. is het begin vande gansche plant, en[de]Ga naar voetnoot11) E.F.D: sijn die deelen daer niet alleen drie distincte Wortels uijt sullen voor- | |||||||||||||
Delft in Holland, June 13th 1687.
Very Noble Sirs
Gentlemen of the Royal Society
My last very humble Missive to Your Honours was on the 9th of MayGa naar voetnoot1), in which I treated of, among other things, the Coffee. I do not doubt but that my Missive will have been delivered in time. I herewith send you again a few of my modest ObservationsGa naar voetnoot2). Ga naar margenoot+Amongst other things I have also sought the beginning of the plantGa naar voetnoot3) in Wheat, without causing the same to sprout, but only laying it in water for a little time, or holding a few grains of wheat for a short while in my mouth; so that the Membranes wherein the beginning of the plant lies enclosed, should be moistened, in order thereby to be able to separate the better the Membrane from the young plants. After, I had, then, separated two distinct MembranesGa naar voetnoot4) from the beginning of the plant, I took the beginning of the plant of the Wheat, and put it before a Microscope, and I instantly observed that the closed-up leaves of the same appeared to consist of no other parts than of vessels going straight upGa naar voetnoot5) and having a few Bends and hillocks, which hillocks, I imagined, are caused only by the evaporation of the Moisture from the same. Fig. 1.Ga naar margenoot+ A.B.C.D.E.F. is the beginning of the entire plant, and E.F.D: are those parts from which not only three distinct Roots will | |||||||||||||
comenGa naar voetnoot12) maer het sijn ook te gel[ijk] drie distincte beginssels van planten, want de cleijne uijtsteekende Deelen F.A. ende C.D. sijn bijsondreGa naar voetnoot13) planten; soo dat uit alle Tarw greinenGa naar voetnoot14) (dat remarcabel is) niet een enckelde plant voorcomt, maer in ijder Tarwgraen worden geformeert drie distincte beginsels van PlantenGa naar voetnoot15). En gelijck mij inde ArticsockenGa naar voetnoot16) het bovenste gewas een Moeder Articsock noemen, omdat die de grootste van alle de Articsocken is, en[de] de andere Artissocken kinderen noemen,Ga naar margenoot+ soo mogen wij de boven uijtstekende Plant fig: 1. B. mede wel de moeder Plant noemen: want desselfs Wortel steekt als aen E. laegst uijt en[de] de andere jonge planten F.A. ende D.C. de twee kinderen. Omme nu de twee hoe grootheden vande begintsels deser jonge planten voorde Oogen te stellen, soo hebbe ik deselve geleijt nevens een groote Tarw graen, en[de] geoordeelt dat de Tarw ontrent Vier mael soo lang ende den Diameter ontrent viermael soo groot. Dit soo sijnde, soo connen wij seggen, dat een Tarw grein 64 mael groter is dan de drie distincte jonge Planten, die | |||||||||||||
come forth, but they are at the same time three distinct beginnings of plants; for the small protuberant Parts F.A. and C.D. are separate plants; so that, from all Wheat grains (which is remarkable), not one single plant comes forth, but in each Wheat grain are formed three distinct beginnings of PlantsGa naar voetnoot6). And just as, in the ArtichokesGa naar voetnoot7), we call the topmost part a Mother Artichoke, because it is the largest of all the Artichokes, and call the other Artichokes children, so we may well call the Plant that juts out above - fig: 1. B. - the mother Plant; for its Root as atGa naar margenoot+ E. juts out lowest, and the other young plants F.A. and D.C. the two children. Now in order to present to the Eye the two sizes of the beginnings of these young plants, I laid the same by the side of a large Wheat grain, and judged that the Wheat was about Four times as long, and the Diameter about four times as great. This being so, we can say that a Wheat grain is 64 times larger than the three distinct young Plants which are made in each Wheat | |||||||||||||
aen ijder Tarw gemaekt werden, welcke haer eerste voetsel vande Tarw sullen treckenGa naar voetnoot17). Wanneer ik met opmerckingeGa naar voetnoot18) de toegeslote bladeren hier boven geseit (als A.B.C.) beschouwde, beelde ik mij vast in, dat van binnen in deze beslote bladeren, nog andere bladeren gemaeckt waren. Omme mij hier in te voldoen, soo hebbe ik soo veel te weegh gebragtGa naar voetnoot19), dat ik de eerste bladeren van malkanderen hebbe gesepareert, en[de] alsdoen mij de twee inwendige bladeren voor de Oogen gestelt. Ga naar margenoot+Fig: 2. G,H,I,K,L,M, sijn de planten van een andere Tarw, die ik alsGa naar voetnoot20) hier boven hebbe geseijt, sijn eerste bladeren als I, en[de] L van een hebbe gesepareert, ende K sijn de bladeren, die inden eerste bladeren besloten hebben gelegen. Vorders hebbe ik de eerste buijtenste bladeren van het begin van een plant als I en[de] L. afgebroken, om des te beter was het mogelijk, de twee binnenste bladeren te openen, om[m]e te sien, off daer binnen niet weder cleijnder bladeren mogten gemaekt sijn. Na verscheide Operatien die ik ontrent het begin van[de] Moerplant inde Tarw hebbe gedaen, soo hebbe ik eindelijk soo veel te weeg gebragtGa naar voetnoot19), dat ik dese inwendige bladeren, sodanig vanden anderen hebbe gesepareert, dat ik die niet alleen mijn selven conde [ver]toonen; maer ik heb deselve ook voor een microscope gestelt, ende dat den plaetsnijder in handen gegeven, omme dese eerst binnen leggende en[de] toegesloten bladeren, nu van een gesepareert, soo hij die quam te sien, afteteijckenen. | |||||||||||||
grain, and will draw their first nourishment from the Wheat [grain]Ga naar voetnoot8). When I carefully inspected the aforesaid closed-up leaves (as A.B.C.), I was convinced that, within these closed-up leaves, yet other leaves had been made. In order to satisfy myself thereon, I contrived to separate the first leaves from each other, and I then had the two inside leaves before my Eyes. Ga naar margenoot+Fig: 2. G,H,J,K,L,M, are the plants of another Wheat [grain]Ga naar voetnoot9), of which, as I said above, I separated its first leaves - as I and L -, and K are the leaves that have lain enclosed inside the first leaves. I furthermore broke off the two outside leaves of the beginning of a plant, as I and L, in order to be able the better to open the two inside leaves, to see whether still more, smaller leaves might not have been made inside there. After several Operations which I made with regard to the beginning of the Mother plant in Wheat, I have at last contrived this much, that I separated these internal leaves from each other in such a way that I could not only show them to myself; but I have also put them before a microscope, which I gave into the hands of the [copperplate] engraver, for him to draw these leaves, which previously lay joined inside, but now are separated, just as he would come to see them. | |||||||||||||
Ga naar margenoot+Fig: 3. N.O.P, ende Q,R,S. sijn sodanige twee bladeren van een gesepareert als ik hier voren inde fig: 2, met K hebbe aengewesen. Dat meer is, ik hebbe niet alleen inde moerplant van[de] Tarw, de twee inwendige bladeren mij voor de Oogen gestelt; maer ik hebbe ook daer en boven, nog een derde soort van bladeren gesien, die de plaetsnijder soo als hij die quam te sien heeft nagevolgtGa naar voetnoot21), die hier inde geseijde fig: 3 met PQ werden aengewesen. Ga naar margenoot+Wijders hebbe ik dese drie begintsels vande jonge planten inde Tarw fig: 1 FA: en[de] C/D/ over dwars doorsneden, als van F. na D., ende dat alleenlijk omme aentewijsen, hoe, en[de] in wat ordre dese wortels, (off het gene dat tot de Wortels en planten sal [ver]strecken) bij malkanderen leggen; ende ook daer benevens de menigvuldige Vaten die in deze wortels en planten al gemaekt sijn: want schoon dese Vaten alle met geen holligheit en sijn geteickent, omdat men die daer inne niet en comt te sien, soo sijn het egterGa naar voetnoot22) vaten, die door het snijden van het mesch sijn gevoltGa naar voetnoot23). Ga naar margenoot+Fig: 4. A.B.C. is het eerste Omwinsel vande planten, die de gansche Tarw gemeen heeftGa naar voetnoot24). Dit Omwinsel bestaet uijt geen andere deelen, dan uijt te samen gestelde vaetgens die indeGa naar margenoot+ lengte vande Tarw loopen, welcke Vaeten over dwars doorsneden sijnde, in deselve Schors werden aengewesen, alwaer men ontrent B. deselfde Vaeten een weijnig in haer lengte comt | |||||||||||||
Ga naar margenoot+Fig: 3. N.O.P., and Q.R.S. are such two leaves, separated from each other, as I indicated heretofore by K. in fig. 2. Furthermore, I not only put before my Eyes the two inside leaves in the mother plant of Wheat; but in addition I have also seen a third type of leaves, which the engraver has drawn just as he came to see them, and which are indicated here by PQ in the said fig: 3. Ga naar margenoot+I have further made a cross-section of these three beginnings of the young plants in Wheat, fig: 1 FA: and C/D/ as from F. to D., and this solely to make it plain how, and in which order, these roots (or that from which the Roots and plants will spring) are arranged together; and, besides this, the manifold Vessels that have already been made in these roots and plants: for although these Vessels have all been drawn without any cavity, because one cannot see any inside there, they nevertheless are vessels, which have been closed up by cutting with the knife. Ga naar margenoot+Fig: 4. A.B.C. is the first Envelope of the plants, which encloses the whole Wheat grain. This Envelope consists of no other parts but bundles of vessels running lengthwise in the Grain, whichGa naar margenoot+ Vessels, having been cut across, are shown in the same Seed-coat in which, around B. the same Vessels may be seen somewhat in | |||||||||||||
te sien. Het tweede Omwintsel wert voor een gedeelte met D.E.F. aengewesenGa naar voetnoot25). De redenen waerom dese vaeten off membranen, soo verre van H.I.K het begin van de planten af leggen, is, omdat dese Tarw graen seer droog sijnde, alhier is doorsneden, door welck snijden dese membraene seer ligt vande Deelen der meelagtige Stoffe daer dese planten inleggen, haer laten separeren, en als dese planten met de meelagtige Stoffe die daer tusschen D.H.I.K.F.G.D. geplaest legt eenige vogt crijgen, soo swellen die deelen in corten tijd soo wijdt op, datse de spatie H.E.K.I. [ver]vullen. Dog dit heeft in weijnig Tarwen plaets, want als de Begintsels der planten, ende de Stoffe daer die inleggen, door het droogen inkrimpen, soo krimpen ook de omwintsels in, welcke veeltijds aende meelagtige Stoffe daer de planten inleggen vast kleeft, als hier naer inde gerst sal aengewesen werden. H:I.K [ver]tonen de drie beginsels vande Stammen off wortels in een Tarw graen ook dwars doorsnedenGa naar voetnoot26). Indeselve soude men nog distincter de vaten comen te sien, ten wareGa naar voetnoot27) die door de Sneede vant Mesch (hoe scharp dat het ook is) gevoltGa naar voetnoot23) wierden; en wanneer ik dese geseijde deelen een weijnig hebbe bevogtigt, en dan die comen door te snijden [ver]toonen haer de vaeten veel distincter. Maer soo ras en is de vogtigheit daer [niet]Ga naar voetnoot28) uijt [ver]huistGa naar voetnoot29), off die deelen crimpen soo irregulier in een, datmen dan veel minder daer in comt te sien. Dog van het gene daer nog in te sien is, claegt den | |||||||||||||
their length. The second Envelope is partly indicated by D.E.F.Ga naar voetnoot10). The reason why these vessels, or membranes, lie so far from H.I.K, the beginning of the plants, is that this Wheat grain, being very dry, has been cut through there; by this cutting these membranes very readily let themselves be separated from the Parts of the flour-like Substance in which these plants lie; and when these plants, with the flour-like Substance that is placed there between D.H.I.K.F.G.D., take up moisture, then those parts swell up so greatly that they fill the space H.E.K.I. But this occurs in only few Wheat grains; for when the Beginnings of the plants, and the Substance in which they lie, shrink through drying, then the envelopes also shrink, and often adhere to the flour-like Substance wherein the plants lie, as will be indicated hereafter for barley. H:I.K show the three beginnings of the Stalks or roots in a Wheat grain also cut crosswise. In this, one would be able to see the vessels still more distinctly, if they had not been closed up by the Cutting-action of the Knife (however sharp that be); and when I moistened these said parts a little, and then cut them through, the vessels showed up far more clearly. But no sooner is the moisture evaporated from them than these parts shrink so irregularly that one can percieve much less therein. But of that which may still be observed in them, the | |||||||||||||
Teijckenaer doorgaens dattet hem onmogelijk is, die fijne menigvuldige Vaten na te volgenGa naar voetnoot21). Dese Stoffe waerinne de jonge planten leggen, die seer weijnig is, en [de] die onderscheit door de couleur van het regte meel makenGa naar voetnoot30), is om dat de globulen, die dit meel uijtmaken, soo doorschijnent niet en sijn, en daerom soo wit niet als het meel, die in het grote deel vande Tarw leijt. Ende dese twee bijsondreGa naar voetnoot31) meel Stoffe schijnen nog gesepareert te leggen, door een Stoffe die in helderheit het witte meel overtreft, als hier mede D, G, F, wert aengewesenGa naar voetnoot32). Ga naar margenoot+Wanneer ik de Tarw alwaer hij hier over dwars is doorsneden int geheel soude comen aen te wijsenGa naar voetnoot33), soo soude het al te veel plaets op het papier beslaen, en[de]Ga naar voetnoot34) daerom hier alleen voor een gedeelte het regte meel inde Tarw met aDGFc. aengewesen. Ick hebbe ook goet gedagt voor een clein gedeelte, de Vaten, die de buijtenste Schors off omwintsel vande Tarw maeken, aente wijsen, om dat wanneer als de Vaeten bij nae aen het eijnde, en ook aen het einde vande Tarw comen haer wasdom daer niet en comt te eindigen in pijpjens; maer dat deselve dan in haeragtige deelen uitwassenGa naar voetnoot35). Ga naar margenoot+Fig: 5. L.M.O.P. verbeelde de pijpgens off vaten die meest overlangs de buijteschors vande Tarw uijt maeken, namentlijk die Schors die de Tarw besluit, soo als die inde sack ter marck gebragt wertGa naar voetnoot36). | |||||||||||||
Draughtsman complains always that it is impossible for him to draw the exceedingly numerous fine Vessels. This Substance in which the young plants lie and of which the quantity is very small, differs in colour from the genuine flour because the globules that constitute this flour are not so transparent and, therefore, not so white as the flour that lies in the larger part of the Wheat grain. And these two different floury Substances, again, appear to be separated by a Substance which excels the white flour in brightness, as has been indicated by D.G.F.Ga naar voetnoot11). Ga naar margenoot+If I were to have the Wheat grain drawn in its entirety as it has here been cut through transversely, it would take up far too much space on the paper, for which reason I have here indicated only part of the genuine flour in the Wheat grain, and that by aDGFc.. I have also thought fit to indicate a small part of the Vessels that make up the outer seed-coat, or envelope, of the Wheat grain, because, when the Vessels come nearly to the end, and actually reach the end, of the Wheat grain, their growth does not there terminate in tubules; but (that) the same then grow out into hairlike particlesGa naar voetnoot12). Ga naar margenoot+Fig: 5. L.M.O.P. depicts the tubules or vessels that, mostly lengthwise, compose the outer seed-coat of the Wheat grain, which is to say, that coat which encloses Wheat grain as brought to market in the sackGa naar voetnoot13). | |||||||||||||
M.N.O. sijn de haeragtige deelen die uijt de eindens vande vaeten wassen, soo dat het bovenste gedeelte vande Tarw met een grote meenigte van dese haeren is bewassen. Ga naar margenoot+Eijndel[ijk] om dat het tweede bastje vande Tarw seer aengenaem aen het gesigt sig [ver]toont: ende dat omGa naar voetnoot37) de dwarste en regte loop vande Vaten, daer uijt het is te samengestelt, hebbe ik mede goet gedagt, een cleijn gedeelte daer van te laten afteijckenen. Ga naar margenoot+Fig: 6: Q.R.S.T.Ga naar voetnoot38) is een cleijn gedeelte van het tweede Basje off omwinsel van de Tarw. Vorders hebbe ik de jonge planten vande Rogge genomen, naer datGa naar voetnoot39) ik alvorens deselve van haer membrane off omwinsels hadde ontbloot. Ga naar margenoot+Fig. 7. A.B.C.D. is het begin der planten van een roggeGa naar voetnoot40), soo als die voor het microscope staende, haer [ver]toonen. AaBD.Ga naar margenoot+ sijn die deelen waer uijt de wortels en stammen of stroonGa naar voetnoot41) sullen voortcomen. C is het opperste vande buijtenste bladeren vande Moerplant. Ik hebbe ook de bladeren soo veel in mijn [ver]mogen was van een gesepareert, omme de inwendige bladeren mede te beschouwen. Ga naar margenoot+Fig: 8 E.F.G.H:I. sijn andere planten van een Rogge genomen. F.G. en H.I. sijn de twee buijtenste bladeren, die van een gesepareert sijn; welcke bladeren inde voorgaende fig: 7 met B.C.D. | |||||||||||||
M.N.O. are the hairlike particles which grow out from the ends of the vessels, so that the upper part of the Wheat grain is overgrown with a great number of these hairs. Ga naar margenoot+Finally, because the second, small coat of the Wheat grain presents a very agreeable sight to the eye: on account, that is, of the crosswise and straight course of the Vessels of which it is composed, I have also thought fit to have a small part of it drawn. Ga naar margenoot+Fig: 6: Q.R.S.T.Ga naar voetnoot14) is a small part of the second coat or envelope of the Wheat grain. Furthermore, I have taken the young plants of the Rye, after baring the same of their membrane or envelope. Ga naar margenoot+Fig. 7. A.B.C.D. is the beginning of the plants of ryeGa naar voetnoot15), as they appear to us when standing before the microscope. AaBD. are those parts from which the roots and stalks, or straws, will come forth. C is the topmost part of the outermost leaves of theGa naar margenoot+ Motherplant. I also separated the leaves from each other as far as was within my capability, in order to contemplate also the inside leaves. Ga naar margenoot+Fig: 8 E.F.G.H:I. are other plants taken from a Rye grain. F.G. and H.I. are the two outermost leaves, which have been separated from each other; which leaves are partly indicated in the preceding fig: 7 by B.C.D.. K. and L. are the two leaves | |||||||||||||
ten deelen werden aengewesen. K en L. sijn de twee bladeren die vande eerste off buijtenste bladeren, omvangen sijn geweest, die ik mede van een hebbe gesepareert, omme was het mogelijk in dese laeste nog cleinder bladeren te [ver]tonen. Maer ik heb sulx niet connen te weeg brengen, datGa naar voetnoot42) ik het aenden Teijckenaer hebbe connen [ver]toonen. Dog van een ander Rogge hebbe ik de cleijne planten daer afgenomen, en[de] de buijtenste bladeren afgebroken, en[de] de twee bladeren voor een gedeelte opgespouwenGa naar voetnoot43), waer door door mij in dit doenGa naar voetnoot44), de derde soort van bladeren naekterGa naar voetnoot45) als te vooren haer [ver]toonden. Ga naar margenoot+Fig: 9, M.N.O. sijn de twee bladeren die inde fig: 8. met K. en L. sijn aengewesen P sijn de derde soort van bladeren. Mij is ook [ver]scheijde malen te vooren gecomen de streng of vaten, waer aende jonge planten vande Rogge, aende meelagtige stoffe vande Rogge was [ver]eenigtGa naar voetnoot46). Ga naar margenoot+Wanneer ik nu de wortel vande plant fig: 7 aen A. over dwars quam door te snijden, soo wiert ik maer een beginsel van de plantGa naar voetnoot47), die ik hadde doorsneden gewaer, en wanneer ik wat hooger na B of D. de wortel off Stam over dwars doorsneede, tot dat ik aen A quam te raecken, wierde ik twee beginsels vande planten gewaer; en als ik nog wat verder sneede tot aen B.D. soo wiert ik drie beginsels vande planten gewaer; soo dat ik mij ten genoegen konde [ver]seeckeren, dat schoon ik tot die tijd toe nooijt meer te gelijk, als drie beginsels vande Wortels off Stam conde sien, egter ijder Rogge met Vier begintsels van jonge planten versien waren. Want Aa sijn twee beginsels vande grootste jonge wortels off Stammen en[de] B. en D. sijn de twee andere. Eijntel[ijk] hebbe ik onder veele Rogge greijenen, die ik over dwars hadde doorsneden, eenmael gesien, dat ik alle de vier | |||||||||||||
that were inclosed in the first or outermost leaves, which I have also separated from each other, as it might be possible to demonstrate still smaller leaves in the latter. But I was not able to do that well enough to show it to the Draughtsman. However, in another Rye grain, I took away the small plants from it, and broke off the outermost leaves, and partly split open the second leaves, whereby, in doing so, the third kind of leaves appeared to me more clearly than before. Ga naar margenoot+Fig: 9, M.N.O. are the two leaves which, in the fig: 8, are indicated by K. and L.. P are the third kind of leaves. I have also several times observed the cord, or vessels, by which the young plants of the Rye were connected with the flour-like substance of the RyeGa naar voetnoot16). Ga naar margenoot+Now when I cut through the root of the plant fig: 7 at A crosswise, I could only observe one beginning of the plantGa naar voetnoot17) that I had cut through, and when I cut through the root or Stalk crosswise a little higher than B. or D., until I came to touch on A, I became aware of two beginnings of the plants; and when I cut through a little further still until on B.D., I noticed three beginnings of the plants; so that I was able to satisfy myself that, although I had never, until then, simultaneously seen more than three beginnings of the Roots or Stalk, each grain of Rye however is provided with Four beginnings of young plants. For, Aa are two beginnings of the largest young roots or Stalks, and B. and D. are the two others. Finally, among many Rye grains that I had cut across, I have once seen, that I had cut through all four beginnings of the Stalks, | |||||||||||||
begintsels der Stammen, off Wortels (in een Rogge) in eender snee hadde doorsneden. Dese begintsels van[de] Rogge planten leggen mede in een meel, dat soo wit niet en is, als het meel daer de Rogge uijt bestaetGa naar voetnoot48). Ick hebbe dese doorsneden Wortels off Stammen in een Rogge, niet laten afteijckenen, eensdeels om dat ick deselve den Teijckenaer soo klaer niet en conde voor de Oogen stellen, als die inde Tarw. Ten anderen om dat er weijnig onderscheit tusschen die vande Rogge en Tarw was, als alleen dat die inde Rogge veel kleijnder waren. Ga naar margenoot+Wijders hebbe ik gaen examineren de GarstGa naar voetnoot49), ende daer van hebbe ik mede het begin der jonge planten genomen (na dat ik deselve vande Membrane hadde ontbloot) ende de bladeren van een gesepareert sijnde, hebbe ik daer inne mede ontdeckt, de inwendige bladeren, gel[ijk] ik vande Tarw en Rogge hebbe geseijt, ende dierhalven geoordeelt niet nodig te sijn, deselve te laten uijtteijckenen. Maer het gene egter in de garst remarcabel is, dat is, dat in ijder garst, vijff distincte beginsels van de jonge planten gemaekt werden. En dierhalven heb ik goetgedagt, sodanige vijff bijsondreGa naar voetnoot50) beginsels van planten, die in eene Snee sijn doorsneden aente wijsen. | |||||||||||||
or Roots (in one Rye grain) in a single section. These beginnings of the Rye plants also lie in a flour, which is not so white as the flour of which the Rye consistsGa naar voetnoot18). I have not had these cut-through Roots or Stalks in a Rye grain drawn, partly because I could not put them so clearly before the Draughtsman's Eyes as those in the Wheat. And another reason was, because there was too little difference between those of the Rye and (those of the) Wheat, except only that those in the Rye were much smaller. I furthermore went on to examine the Barley, whereof I have also taken the beginning of the young plants (after I had baredGa naar margenoot+ them of their Membrane); and the leaves having been separated, I discovered, therein also, the internal leaves, as I have said of the Wheat and Rye, and I therefore judged that it was not necessary to have the same drawn. But that which is, however, remarkable in barley, is that in each barley grain, five distinct beginnings of young plants are madeGa naar voetnoot19). And I have therefore thought fit to indicate such five separate beginnings of plants that were cut through in a single Section. | |||||||||||||
Ga naar margenoot+Fig: 10. A.B.C.D.E.F.G. is een cleijn stukge van een garst greijn over dwars afgesneden, bij het einde vande garst, daer de beginsels der jonge planten gemaekt sijn, ende waarinmen seer claer comt te sien vijff bijsondreGa naar voetnoot50) overdwars doorsneden ovaelagtige deelen met derselver vaeten. Dat dese doorgesnedene begintsels vande planten, uijt een Ovael rondt bestaen, en niet volcomen rond en sijn, dat beeld ik mij in, wort alleen [ver]oorsaekt, door het wegwasemen vande vogtigheit, soo uijt de begintsels der planten, als uijt de meelagtige Stoffe daerinne die leggen: want alsmen agtinge geeftGa naar voetnoot51), met al wat Bogten de circumferentie is ingedroogt, waer vande buijtenste deelen de Omwinsels off Membranen sijn, welcke inwendige bogten sig door het water in corten tijdt connen uijtsetten, soo comenGa naar voetnoot52) dan de planten een ronde figuur, in plaets van een Ovale aentenemenGa naar voetnoot53). Dese planten leggen mede in een seer weijnig meelagtige Stoffe, die bruijnderGa naar voetnoot54), off soo doorschijnende van globul niet en is, als het [ver]dre meel waer uijt de Garst bestaetGa naar voetnoot55). Dit bruijnagtige Meel leijt geplaest tusschen GA.B.C.D.E. ende tusschen E.F.G. leijt de meelagtige Stoffe vande garst. En alhoewel dese bruijne meelagtige Stoffe inde Garst, hier seer veel schijnt te wesen, soo moetmen weten, dat die Stoffe sigh niet verder inde Garst (ende de hier voren [ver]haelde greijnen) uijtstreckt, en scheuins opwaerts gaet daer de bladeren van[de] jonge planten comen te eindigenGa naar voetnoot56). | |||||||||||||
Ga naar margenoot+Fig: 10. A.B.C.D.E.F.G. is a small piece of a barley grain cut transversely, at the end of the grain where the beginnings of the young plants are made, and wherein one may very clearly see five separate, oval-like parts cut through crosswise, together with their vessels. That these cut-through beginnings of the plants have an Oval shape, and are not perfectly round, is caused, I imagine, only by evaporation of the moisture, both from the beginnings of the plants, and from the flour-like Substance wherein they lie: for when we observe the many twists and turns into which the circumference has dried, of which the outermost parts are the Envelopes or Membranes, (we may well imagine that) the germ, by absorbing water and dilating in a short time, will take on a round shape instead of an Oval one. These plants also lie in a substance with a very little flour-like appearance, which is darker, or of not such transparent globules, as the rest of the flour of which the Barley consistsGa naar voetnoot20). This dark-coloured Flour is located between G.A.B.C.D.E., and between E.F.G. lies the flour-like Substance of the Barley. And although this dark flour-like Substance in Barley, here appears to be plentiful, it should be known that this Substance does not extend further in Barley (and in the aforesaid grains), and slants upwards to the place where the leaves of the young plants terminateGa naar voetnoot21). | |||||||||||||
Ga naar margenoot+Na dese hebbe ik de Haver beschouwen ende de Begintsels der jonge planten daer uijt genomen, ende de bladeren van een gesepareert, ende gesien dat die mede met inwendige bladeren waren versien, en[de] dat de begintsels der jonge planten drie int getal warenGa naar voetnoot57). Als nu ijder begintsel vande plant dat in een vande hier voren [ver]haelde greijnen gemaekt is, bequaem is, om 2. 3. 4. en meer uijtspruitsels of Stroohalmen (al na dat het een vrugtbare aerde is, daerinne die geworpen werden) voort te brengenGa naar voetnoot58), soo en hebben wij ons niet te [ver]wonderen, dat een enckelde Tarw, Rogge, Garst, of Havergreijn soo een meenigte van Stammen off StroonGa naar voetnoot41) voortbrengt. Ga naar margenoot+Wijders heb ik tragten te ontledigen de Boekweijt, dog ik en conde het begin vande plant in een boekweijt, niet van sijn meel separeren, ten wareGa naar voetnoot59) ik eerst de harde Schors daer van hadde afgenomen, en[de] daer naer de boekweijt enige ueren int water geleijt; want het dunne Vliesje was op eenige plaetsen aen het Meel, ende het meel weder aende plant (die in [ver]scheijde Bogten in het Meel leijt) soo vast [ver]eenigt, dat het Meel en[de] de plant gansch doorwatert moste wesen, eer ik meel en plant van een conde separeren. Dese plant uijt de boekweijt genomen hebbende, lag die in sodanige [ver]scheijde Bogten, dat ik werk genoeg hadde, eer ik die met cleijne spelden, soo conde van een spalken, datmen de bladeren pertinentGa naar voetnoot60) conde bekennen, want de bladeren waren seer onstark. Ick hebbe dese bladeren voor een Microscope gebragt, en[de] alsdoen daer in ontdekt, soo een overgroot getal van Vaeten (die wij in volwasse bladeren ribbensGa naar voetnoot61) van een blad noemen | |||||||||||||
Ga naar margenoot+After this I did examine the Oats, and removed therefrom the beginnings of the young plants, and separated the leaves, and saw that they, too, were provided with internal leaves, and that the beginnings of the young plants were three in numberGa naar voetnoot22). Now if each beginning of the plant that is formed in one of the aforesaid grains is capable of bringing forth 2, 3, 4 and more shoots or stems of straw (all according to the fruitfulness of the soil into which it is cast)Ga naar voetnoot23), then we must not be surprised that a single grain of Wheat, Rye, Barley or Oats brings forth such a vast number of Stalks or Straws. Ga naar margenoot+I have further endeavoured to analyse BuckwheatGa naar voetnoot24), but I was unable to separate the beginning of the plant in a buckwheat grain from its flour, unless I had first removed therefrom the tough Coat, and afterwards laid the buckwheat in water for a few hours; for the thin Membrane was so firmly united onto the Flour in some places, and the flour, again, to the plant (which lies bent several times in the Flour), that both the Flour and the plant had to be quite soaked before I could separate the flour and the plant from each other. Having taken this plant from the buckwheat, it was lying in so many Bends, that I had labour enough until, with the aid of tiny pins, I could lay them open in such a way that the leaves could be exactly distinguished, for the leaves were very frail. I placed these leaves before a Microscope, when I discovered therein such an exceedingly large number of Vessels (which in fully grown leaves we call ribsGa naar voetnoot24) of a leaf, though they are, | |||||||||||||
schoon het inder daet niet dan Vaten sijn) als wij met ons bloote Oogh in een volwasse wijngaerts blad soude comen te sienGa naar voetnoot62). En gelijk inde voorverhaelde bladeren vande begintsels der planten soo van Tarw, Rogge, Haver en Garst alle derselver vaeten, diemen daer in comt te sien, regt uijt, off in de lengte van het blad loopen, gelijk ook soo doen de Vaeten in bladeren off LiesenGa naar voetnoot63) die Tarw, Rogge, Haver off Garst voortbrengen, soo sijn ter contrarie in de jonge planten vande Boekweijt, al ingestortGa naar voetnoot64) de bladeren, versien met alle de Tackagtige Vaeten, overeencomende met de bladeren die de boekweijt heeft, als hij volwassen is. Ick soude dese jonge plant wel door het microscope hebben laten afteijckenen, soo die niet te veel plaets op het Papier (door het microscope te beschouwen) soude weg genomen hebben. Want gel[ijk] de jonge planten in veel Zaden maer een weijnig plaets off lengte van het meel (daer in deselve leggen) beslaen: soo is het ter contrarie met de jonge plant in het boekweijt zaedt, want dat maeckt niet alleen met desselfs wortel en bladeren, de lengte van het Zaed uijt: maer derselver blad of bladeren leggen int Zaed soo wijt uijtgestrekt, dat die selfs aende Zijde vande membrane van het boekweijt gestrekt leggen. Soo hebbe ik dan egter voorgenomen de jonge plant uijt de boekweijt soo groot te laten teijckenen, datmen de figuur can bekennen, en hebbe ook een cleijn stuckge vande Boekweijt over dwars afgesneden, om[m]e daer mede aentewijsen, hoe de gestalte vande plant inde boekweijt leijt. | |||||||||||||
in fact, nothing but Vessels) as we would see with our naked Eye in a fully grown leaf of a vine-plantGa naar voetnoot25). And whereas, in the aforesaid leaves of the beginnings of the plants, whether of Wheat, Rye, Oats or Barley, all their vessels that one may see therein, run straight, or in the length of the leaf - as do also the Vessels in the leaves or LiesenGa naar voetnoot26) produced by either Wheat, Rye, Oats or Barley; in the young plants of the Buckwheat, on the contrary, the leaves are already incipiently present, and are furnished with all the branch-like Vessels that Buckwheat has when it is fully grown. I would have had this young plant drawn through the microscope, if it would not (as seen through the microscope) have taken up too much space on the Paper. For, whereas the young plants in many Seeds take up only little space, or length of the flour (wherein the same lie): it is contrariwise with the young plant in the buckwheat seed, for it is not only with its root and leaves that the same covers the length of the Seed: but its leaf or leaves lie so widely extended in the Seed, that they even lie stretched along the Side of the membrane of the buckwheat. However, I decided to have the young plant of the buckwheat drawn large enough to be able to recognize the figure and I have also, cut a small piece of the Buckwheat on the cross, in order also to indicate thereby the manner in which the embryo lies in the buckwheat. | |||||||||||||
Ga naar margenoot+Fig: 11. H.K.L.M. is het beginsel off jonge plant uijt een boekweijt die van sijn meelagtige Stoffe, daer die ingelegen heeft is gesepareert, welckers bladeren bij mij, soo veel mij doenlijk was, vande bogten (die deselve heeft gehadt doen hij in sijn meelagtige Stoffe lagh) sijn ontdaen en hebbe (als hier voren geseijt) maer soo groot laten teijckenenGa naar voetnoot65) dat men distinct de bladeren en begin vande wortel of Stam kan bekennen. H:KL. is een groot en dun blad, op dit blad leijt een kleinder en nogh dunder Bladerken, datmen seer qualijk can bekennenGa naar voetnoot65a). Dit kleijn bladerken, heb ik van het groote blad voor een gedeelte gesepareert, en dusGa naar voetnoot66) laten droogen, op dat het den Teijckenaer soude connen sien; als hier bij K inde geseijde fig: werd aengewesen. M. is dat deel waer uijt de wortel en Stam sal te vooren comen. Vorders heb ik de boekweijt van sijn harde Schors en Membrane ontbloot, en aen het einde daer de Wortel van het begin vande plant leijt, overdwars doorsneden sijnde, voor een Microscope gestelt, ende het sodanig laten afteickenen, opdat men soude comen te sien, hoe wonderlijk dese jonge plant inde meelagtige stoffe leijt. Ga naar margenoot+Fig: 12. N.O.P.Q. vertoont de circumferentie van een stukje boekweijt, na dat het van desselfs harde Schors, en een dunneGa naar margenoot+ alsGa naar voetnoot67) tweede membrane off omwinsel was ontbloot, en aen sijn punctagtige deel (daer het begin vande Wortel leijt) afgesneden: N.O.P. [ver]toont een overdwars gesneden stukje van het onderste deel van het bladt, soo verre het op die plaets tegen sijn tweede off binnenste membrane, die om de boekweijt is aenleijt, welck gedeelte van het blad inde voorgaende figuur 11. met L of H. wert aengewesen. Van P gaet het blad binnewaerts int Meel, en omvangt of beschermt voorde helfte, dat deel, waer uit de Wortel off stam sal voort comen, als met P.VT. wert aengewesen. De andere sijde van het blad neemt sijn begin aende binne sijde van de hiervooren geseijde Menbrane aen P en leijt hier mede van binnen (voor de helfte) tegen de menbrane aen, als P.Q.N. | |||||||||||||
Ga naar margenoot+Fig: 11. H.K.L.M. is the beginning or young plant from a buckwheat that has been separated from its flour-like Substance in which it has lain, and from whose leaves I have, as far as I was able, straightened out the bends (which the same had when it lay in its flour-like Substance); and (as I said heretofore) I have had it drawn just big enough to enable one to recognize distinctly the leaves and the beginning of the root or Stalk. H:KL. is a large and thin leaf; on this leaf lies a smaller and still thinner tiny Leaf, which can only be recognized with difficultyGa naar voetnoot26a). This very small leaf I partly separated from the large leaf, and let it dry like that, in order that the Draughtsman could percieve it; as here indicated by K in the said fig:. M. is that part from which the root and Stalk will come forth. I have further stripped the buckwheat grain of its tough Coat and Membrane, and after cutting it through crosswise at the end where the Root of the beginning of the plant lies, held it before a Microscope, and had it drawn in such a way that one might see how strangely this young plant lies in the flour-like substance. Ga naar margenoot+Fig: 12. N.O.P.Q. shows the circumference of a small piece of buckwheat grain, after it has been stripped of its hard Coat, and of a thin, as it were, second membrane or envelope, cut off atGa naar margenoot+ its pointed part (where the beginning of the Root lies): N.O.P. shows a crosswise cut-through piece of the lower part of the leaf, so far as it lies, at that point, against its second or inner membrane which enwraps the buckwheat, which part of the leaf has been indicated in the preceding figure 11. by L or H.. From P the leaf goes inwards into the Flour, and surrounds or protects the half of that part from which the Root or stalk will come forth, as is indicated by P.VT. The other side of the leaf takes its origin on the inside of the aforesaid Membrane at P, and also lies (for half of it) inside against the membrane, as P.Q.N., so that at this place no Flour | |||||||||||||
soo dat op dese plaets, tegen de menbrane vande Boekweijt, geen Meel; maer alleen het blad leijt. Dog dit heeft doorgaens inde boekweijt geen plaetsGa naar voetnoot68); want als wij int midden de boekweijt doorsnijden, soo sien wij dat tegen de menbrane veel MeelGa naar voetnoot69) leijt. Van N gaat het blad weder binnewaerts als hier met NDS. wert aengewesen: soo dat de twee onderste einden van het bladt,Ga naar margenoot+ inGa naar voetnoot70) fig: 11 met L en H werden aengewesen, het begin vande gansche stam omvangen of beschermen, welck buijtenste deel vande Stam, hetgene is waer in E en F geteikent staet. Wij sien in dit laest geseijde deel of Stam, boven gemeen seer naekt de menigvuldige vaten, jae niet alleen inde buijtenste deelen vande Stam off pit van deselve, maer wij sien selfs inde doorgesnedene bladeren de vaten die overdwars, en ook in haer lentge doorsneden sijn. De plaetsen TQV ende DOS sijn die gene alwaer de Stoffe leijt die wij meel noemen, en die onmogelijk op het papier waren na te volgenGa naar voetnoot71); dierhalven dese plaets hebbenGa naar voetnoot72) laten ledig staen: want dese meel Stoffe bestaet sijn deelen uijt groter globulagtige deelen, dan de Tarw, Rogge, off garst doet, ende dese geseijde deelen inde Boekweijt, bestaen weder uijt cleijne deelen | |||||||||||||
lies against the membrane of the Buckwheat, but only the leaf does. But this is not always the case in buckwheat; for when we cut the buckwheat in the middle, we see that there is much Flour alongside the Membrane. From N the leaf goes inwards again, as has been indicated here by NDS.: so that the two lowermost ends of the leaf, that are indicated by L and H inGa naar margenoot+ fig: 11, embrace or protect the origin of the entire stalk, the outermost part of the Stalk being that which is drawn in E and F. In this last-mentioned part, or Stalk, we moreover see, exceedingly clearly, the multitudinous vessels, nay, not only in the outermost parts of the Stalk or pith of the same, but we even see, in the cut-through leaves, the vessels that have been cut both across and also in their length. The places TQV and DOS are those where lies the Substance we call flour, and which could not possibly be depicted on the paper; we therefore left these places empty: for this floury Substance makes up its parts of larger globular parts than do either Wheat, Rye or barley, and these aforesaid parts in Buckwheat, again consist of small parts or globules, so that these | |||||||||||||
off globulen, soo dat dese laeste cleijne deelen off globulen, die vande Tarw, Rogge etc:Ga naar voetnoot73) in cleijnheijt overtreffenGa naar voetnoot74). Maer hetgene mij inde meelagtige Stoffe aenmerckens waerdig voorquam, dat was, dat ik sag, dat de eerste gemaekte globulen geen rondagtige fig: hadden, maer dat ijder bijna van een bij- | |||||||||||||
latter small parts or globules surpass those of Wheat, Rye, etc in smallness.Ga naar voetnoot27). But what seemed to me so remarkable in the flour-like Substance, was that I saw that the first-made globules did not have a rounded shape, but that nearly every one of them had its own | |||||||||||||
sondre maeksel was. Want nu sag icker eenGa naar voetnoot75) die sessijdig was,Ga naar margenoot+ en een andere die wel agt en[de] meer sijdig was. In Somma wij konnen dese globulen geen ander figuur toeschrijven, dan off wij ons inbeelden te hebben, een grote quantiteijt globulen van was off eenigh ander buijgsaem Lighaam gemaekt, ende dat wij dese globulen over hoopGa naar voetnoot76) in eenig vat off doos wierpen, ende dat dese deelen door haer swaerte ofte sagtigheit, soo in een quamen te setten, dat meest alle de Lugt plaetsen, die tusschen de globulen hadden geweest, doen sij volcomen rond waren, daer uijt verhuist waren, en[de] dat de globulagtige deelen in een gepakt lagen. En gelijk hier vooren geseijt is, wat figuur of maeksel de globulen Boekweijte meel heeft, soo konnen wij ons wel [ver]seeckeren, dat alle het meel uijt hoe cleijne globulen dat het mag bestaen, die alle sijdig en hoeckig moeten wesen, soo lang indeselve geen genoeg waterige stoffe wort ingestort, en [de] daer beneevens soo vrij en liber comen te leggen, dat de globulen haer platte sijden sodanig connen uijtsetten, dat haer volcomen ronde figuur connen aennemen gel[ijk] die geweest sijn doen die eerst gemaekt off uijt veele deelen te samen gestremt warenGa naar voetnoot77). Vorders heb ik gaen examineren de geerstGa naar voetnoot78), en hebbe waergenomen dat deselvige eer die tot ons overgevoert wert, tusschen | |||||||||||||
special separate structure. For I now saw oneGa naar voetnoot28) that was six-sided, and now another one that had eight and perhaps more sides. InGa naar margenoot+ Sum, we cannot attribute to these globules any other figure, than if we concieve to have a large quantity of globules of wax, or some other pliant Body, and that we throw these globules pell-mell into some vessel or box, and that these parts owing to their weight or softness, came to settle down together in such a way that nearly all the Air spaces that had been between the globules, when they had been perfectly round, had disappeared therefrom, and that the globular parts lay packed together. And as was said heretofore, whatever the figure or structure the Buckwheat flour has, we can be assured that, all the flour, however small the globules may be of which it is made up, they must all have sides and angles so long as not enough watery substance is added to them; and then moreover lie so free and detached that the globules are able to expand their flat sides in such a way that they can assume a perfectly round shape, exactly as they were when they were first made or coagulated from many partsGa naar voetnoot29). Furthermore I have examined milletGa naar voetnoot30), and observed that the same, before it was transported to us, was ground between Stones, | |||||||||||||
Steenen wert gemalen, om datGa naar voetnoot79) de Schors daer af soude gaen, gelijk men den Rijst, en hier te Lande de Garst enGa naar voetnoot80) Haver doet, om die tot een Gort te malenGa naar voetnoot81); door welck malen de meeste Geerst niet alleen sijn Basje wort afgerukt; maer meest doorgaens werden de sagte deelen vande geerst daerinne het begintsel vande plant leijt, afgevreven; soo dat ik dan uijt een quantiteit geerst, die greinen hebbe uijtgesogt, die nog in haer basjens lagen. Dese greinen heb ik van haer Membranen ontbloot, ende de jonge plantGa naar margenoot+ daer uijt genomen, als fig: 13. ABCD. alwaer met BCD de bladeren, en[de] ABD de wortel wert aengewesen. Ga naar margenoot+Ick conde mij genoegsaem [ver]seeckeren dat dese bladeren met inwendige Bladeren waren versien, maer als ik die tragte van een te separeren, soo bevond ik deselve soo stijff aen een gekleeft, dat het niet doenlijk was ende als ik de Geerst een weijnig int water hadde geleijt, waren de bladeren soo sagt en[de] ontstark, dat die met weijnig aenraeckinge aen stucken braecken. Omme nu de hoe grootheit vande jonge plant voor de Oogen te stellen, soo heb ik deselve met het Oog tegen een Geerst (in sijn omwinsel leggende) afgemeten, en moet seggen, dat een geerst 48 mael grooter is, als de jonge plant aendeselveGa naar voetnoot82). Ga naar margenoot+Wijders heb ik ondersogt het kleijne Zaetge, dat wij Canarij ZaedGa naar voetnoot83) noemen, en welck Zaed in dese Landen in geen gebruijk (mijns wetens) is, als dat wij onse Canarij vogels daer mede voeden. Dit Zaetge heb ik eerst van sijn Schors ontbloot, ende | |||||||||||||
in order to remove the outer coat, just as is done with Rice and, here in this Country, with Barley and Oats, to grind them into GroatsGa naar voetnoot31); through which grinding the Millet not only loses its little Coat; but nearly always the soft parts of the millet, wherein lies the beginning of the plant, were rubbed away; so I thenGa naar margenoot+ selected, from a quantity of millet, those grains which were still lying in their little coats. These grains I stripped from theirGa naar margenoot+ Membranes, and removed the young plant from them, as fig: 13. ABCD., where, by BCD, the leaves, and by ABD the root, are indicated. I was able to satisfy myself sufficiently with regard to these leaves being furnished with internal Leaves; but when I tried to separate these, I found the same to tightly stuck together that it was not feasible, and when I had laid the Millet into water for a while, the leaves were so soft and feeble that a slight touch caused them to break into pieces. Now in order to set before the Eyes the size of the young plant, I have measured the same by the naked Eye against a Millet grain (lying in its envelope), and I should say that a millet grain is 48 times larger than the young plant in the sameGa naar voetnoot32). Ga naar margenoot+I have further examined the small Seed which we call Canary-seedGa naar voetnoot33), and which Seed is not in use in these Countries (so far as I know) but to feed our Canary birds with it. This small Seed I have first stripped of its Coat, and then removed the | |||||||||||||
alsdoen de omwinsels vande jonge plant afgedaen, ende dat voor een Microscope gestelt. Fig: 14. EFGH is het begin off jonge plant uijt het CanarijGa naar margenoot+ Zaed, E.F.H. is dat Deel waer uijt de Wortel en Stam sal voortcomen, en[de] FGH sijn de bladeren. Dese bladeren ontrent G (soo verre beeld ik mij in) als die enckel leggen geven een goet gesigt, want dese vaetagtige deelen hebben in deselve soo een helder doorschijnent wesen, als of het cristal was. Dese jonge plant is mede maer een cleijn gedeelte van het Zaed. Ick heb ook het ZuijringzaedGa naar voetnoot84) (om dat het cleijn is) beschouwenGa naar margenoot+ ende van sijn Schors ontdaen sijnde, gesien dat dese jonge plant, niet aen het eijnde van dit zaedt leijt, gelijck alle de voorgaende planten (uijtgesondert de Boekweijt) maer dat de plant voor het meerengedeelte vandeGa naar voetnoot85) meelagtige Stoffe omvangen wort, ende het verdre gedeelte vande jonge plant een weijnig met de eene zijde tegen de membrane vant Zaedt aen leijt. Van dese kleijne plant en conde ick niet alleen de bladeren van een separeren, maer ik conde ook de vaeten inde plant bekennen. Fig: 15, IKLMN. is de jonge Zuijring plantGa naar voetnoot86) uijt zuijringzaed,Ga naar margenoot+ IKN is dat deel waer uijt de wortel en Stam sal voortcomen, ende KLMN sijn de bladeren. Dog wanneer ik de bovenste bladeren een weijnig opde zijde van KL. besag, soo conde ik sien, dat de | |||||||||||||
envelopes from the young plant, and placed that before a Microscope. Ga naar margenoot+Fig: 14. EFGH is the beginning or young plant from the Canary Seed, E.F.H. is that Part from which the Root and Stalk will come forth, and FGH are the leaves. These leaves around G (so at least I imagine), when they lie singly, present a good view, for these vascular parts are in themselves so clearly transparent as if it was crystal. This young plant is likewise only a small part of the Seed. Ga naar margenoot+I have also inspected Sorrel seedGa naar voetnoot34) (because it is small) and it having been stripped of its Coat, I have seen that this young plant does not lie at the end of the seed, like all the preceding plants (except Buckwheat), but that the greater part of the plant is enclosed by the flour-like Substance, and that the remaining part of the young plant lies a little with one side against the membrane of the Seed. Of this small plant I was able not only to separate the leaves from each other, but I could also recognize the vessels in the plant. Ga naar margenoot+Fig: 15, IKLMN. is the young Sorrel plant from sorrelseed, IKN is that part from which the root and Stalk will come forth, and KLMN are the leaves. But when I looked at the uppermost leaves slightly towards the side of KL., I could see that the | |||||||||||||
twee bovenste bladeren nevens malkanderen lagen, en dan conde men te gelijk het derde en als onderste blad bekennen. Ga naar margenoot+In mijn jonkheit heb ik menigmael gegeten een seecker cleijn Zaet datmen MannaGa naar voetnoot87) noemt, dit Zaet kookte men in Soetemelck, ende men [ver]seeckerden doorgaens alsmen daer van quam te spreecken, dat het een seer gesonde Spijs was, en[de] dat het niet en groeijde; maer dat het in Poolen in seeckere tijden des jaers uijt den Hemel viel, ende datmen dat greijn des mergens inden Douw voor Sonnen Opgang, op LindeGa naar voetnoot88) Lakens most [ver]samelt werdenGa naar voetnoot89). Dit greijn off Zaed heeft mij dikmael in gedagten gelegen, en ik heb de [ver]halinge die daer van gemaekt wierden niet connen aennemen. Nu is sulx datGa naar voetnoot90) ontrent twee jaer geleden eenige ponden van sodanige Manna hebbe becomen, en soo ras en sag ik dit Zaed niet, off ik condeGa naar voetnoot91) het selvige, ende gekookt sijnde ook de Smaek, en wanneer ik hetselve maer simpelGa naar voetnoot92) beschouwde, sagGa naar voetnoot93) ik dat Onse natie grotelijx daer mede bedrogen wiert, want ik conde aen ijder greijntje de plaets bekennen, daer het begin van[de] plant gelegen hadde. En gelijk de Rijst, en Geerst, door steenen de Bast afgemalen wert, datGa naar voetnoot94) insgel[ijks] de Bast van dit soo genoemde Manna afgemalen wert: door welck afmalen de jonge plant [ver]brookenGa naar voetnoot95) of afgemalen wert: Dog ik hebbe nog | |||||||||||||
two uppermost leaves were lying side by side, and then one could see at the same time the third leaf, and recognize it as being the bottom one. Ga naar margenoot+In my youth I have often eaten a certain small seed that is called MannaGa naar voetnoot35), this Seed was cooked in fresh Milk, and people always assured one, when the subject was broached, that it was a very healthy Dish, and that it did not grow; but that in Poland, it fell from the Sky at certain times of the year, and that this seed had to be collected on Linen Sheets in the morning Dew before Sunrise. This grain or Seed has often been in my thoughts, and I have not been able to accept the tales that are spread about it. Now it so happens that about two years ago I obtained a few pounds of such Manna, and no sooner did I see this Seed than I knew the same, and it having been cooked, also the Taste, and when I merely looked at the same with the naked eye, I saw that Our nation is being greatly deceived about it, for in each small grain I could distinguish the place where the beginning of the plant had lain. And just as with the Rice and Millet the Husk is ground away by Stones, in the same way, the Rind of this so-called Manna had been milled off: owing to which grinding the young plant was broken into pieces or milled away: Notwithstanding this I have still gleaned several small Seeds from a large | |||||||||||||
[ver]scheide Zaetgens uijt een grote quantiteit Manna uijtgesogt, die nog in haer volcomenGa naar voetnoot96) Basjens lagen, aende welcke ik de jonge plant conde bekennen. DogGa naar voetnoot97) het can wel wesen dat dit greijn op die tijd als het rijp is, des mergens inde Dauw voor Sonnen Opgang moet afgesneden, en[de] op Lindelakens versamelt werden, om dat anders in Sonnen opgang de Hauw of peul, daer in het soude mogen wassen, door de hitte en[de] droogte vande Son, soude opsplijten, en[de] het zaet daer uit vallen. Seecker Hooggeleerd Heer met mij redenkavelende ontrent de voorttelinge derGa naar voetnoot98) Zaeden, seijde onder andere tot een [ver]wonderinge,Ga naar margenoot+ dat wij inde voorteelinge der planten in enige Zaden mosten stil staenGa naar voetnoot99), te weten, dat een enckel Zaed [ver]scheijde Planten conde voortbrengen, en tot bevestinge van dese sijne redenen, noemde hij de Bietwortel; namentl[ijk] dat als wij een enckel Zaedt inde aerde steecken, daer uijt sullen sien voorcomen verscheijde bijsondreGa naar voetnoot100) Planten. Hier op conde ik dien Heer voor die tijdGa naar voetnoot101) niet voldoenGa naar voetnoot102) maer naderhant het Bietzaed observerende heb ik de Redenen daer van connen sien. Want het gene wij inde bieten een enckel Zaed noemen, dat en is inder daet geenGa naar voetnoot103) Zaedt; maer een Zaedhuijske, door dienGa naar voetnoot104) 2, 3 4 a 5 distincte Zaeden in een huijsje besloten leggenGa naar voetnoot105). | |||||||||||||
quantity of Manna, which still lay inside their perfectGa naar voetnoot36) little Coats, and in which I was able to distinguish the young plant. Yet it may well be that this grain, at the time it is ripe, must be cut off in the morning Dew before Sunrise, and collected on Linen sheets, because otherwise, as the Sun rises, the pod inside it might grow, split open through the heat and dryness of the Sun, and the seed fall out of it. A certain Highly learned Gentlemen, protesting the point with me about the reproduction of the Seeds, said amongst other things, to my surprise, that we ought to accept the fact that, in the reproduction of plants, one single Seed could produce several Plants, and in confirmation of his argument he mentioned theGa naar margenoot+ Beetroot; namely that when we put a single Seed into the earth, we shall see several separate Plants come forth from it. Hereupon, I could not satisfy the said Gentleman at the time, but on observing the Beetroot seed later, I have been able to see the Reasons for this. For what we call in beets a single Seed, that in fact is not one Seed, but a Seedcase, since 2, 3 4 to 5 distinct Seeds lie enclosed in one packetGa naar voetnoot37). | |||||||||||||
Ga naar margenoot+Ick hebbe ook dat cleijne Zaedt van fijn madjoleijnGa naar voetnoot106) geobserveert, ende gesien, dat het begin vande plant op sodanigen manier geplaest leijt, (en het maeksel van het Zaed over een comt) gelijck het begin vande plant, ende de pit inden Amandel, Abricoos en Persick leijtGa naar voetnoot107). Ga naar margenoot+Wijders heb ik geobserveert het kervelzaedGa naar voetnoot108), na dat ik het selvige 24 ueren hadde int water geleijt, om datGa naar voetnoot109) de harde schors ende de meelagtige Stoffe wat sagt soude werden. Dit Zaedt is buijten andere Zaeden seer lang, en[de] soo is oock de jonge plant, die int midden van sijn meel leijt, en[de] het selvige is seer ontstarck, soo dat ik meer dan 25 Zaeden hebbe geopent, eer ik een plant in sijn geheel daer uijt hebbe connen nemen. Dog als ik naderhant een andere manier van doen gebruikte, konde ik meest doorgaens sonder moeijte de plant daer uijt nemen. Ga naar margenoot+Fig: 16 ABCD. is het begin vande plant uijt een Kervel Zaed. ABC is het gene waer uijt de Wortel en Stam sal voortcomen. BCD sijn twee bladeren, die ik wat van een hebbe gedaen op dat men die te beter soude connen onderscheijden. De Dikte van dese plant comt seer na met de dikte van een Haijr van ons Hooft over eenGa naar voetnoot110), en ik conde soo lang de jonge plant nog vogtig was, seer naektGa naar voetnoot111) de vaeten daer in bekennen; maer als de vogtigheit daer uijt was weg gewasemt, sag ik maer eenige weijnige vaten. | |||||||||||||
Ga naar margenoot+I have also studied that small Seed of fine marjoramGa naar voetnoot38), and seen that the beginning of the plant lies placed in such a manner (and as conforms to the structure of the Seed) as that in which the beginning of the plant, and the kernel, in the Almond, Apricot and the Peach liesGa naar voetnoot39). Ga naar margenoot+I have further observed the chervil seedGa naar voetnoot40), after leaving theGa naar margenoot+ same in water for 24 hours, in order that the hard coat and the flour-like Substance might become a little softened. This Seed, compared to other Seeds, is very long, and so is also the young plant that lies in the middle of its flour, and the same is very frail, so that I opened more than 25 Seeds before being able to take out a whole plant therefrom. But when I afterwards used a different procedure, I could nearly always take out the plant from it without difficulty. Ga naar margenoot+Fig: 16 ABCD. is the beginning of the plant from a Chervil Seed. ABC is that from which the Root and Stalk will come forth. BCD are two leaves, which I have separated slightly in order that one might distinguish them better. The Thickness of this plant corresponds very closely to the thickness of a Hair of our HeadGa naar voetnoot41), and as long as the young plant was still moist, I could very clearly distinguish the vessels therein; but when the moisture had evaporated from it, I saw only very few vessels. | |||||||||||||
Ick hebbe nog [ver]scheijde Zaeden geobserveert, maer daer geen notitie van gehouden om dat die met andere Zaeden over een quamen, ende dierhalven goetgedagt over te gaen tot die Zaeden die geen meelagtige Stoffe in haer hebben, en welckers gansche Stoffe (de harde Schorssen ende Menbranen aen een zijde gestelt) alleen bestaen uijt bladeren, ende dat deel waer uijt de Wortel en Stam sal voortcomen. Ga naar margenoot+Ick heb dan het Radijs ZaedGa naar voetnoot112) genomen en[de] dat selvige soo lang nat gehouden, totdat ik bequaem de Schors vande inwendige Substantie conde separeren, en[de] gesien dat de gansche binnen Stoffe die wij ordinair het meel noemen, niet anders en was dan vier bladeren en[de] dat deel waer uijt de wortel en stam sal te vooren comen. Dese bladeren hebben ik soo verre van een gesepareert en[de] alleen maer soo groot laten afteijckenen (door een weijnig vergrootende glas) dat men die bequaem conde bekennen. Ga naar margenoot+Fig: 17 EFGHIK. [ver]toont de gansche inwendige stoffe van het Radijs zaedt. E.H. is dat deel waer uijt de Wortel en Stam sal te vooren comen en FGIK sijn de vier bladeren. Ga naar margenoot+Fig: 18 LMNOPQ. [ver]toont de gansche inwendige Stoffe van Raep off CoolzaedGa naar voetnoot113), welck Zaed in dese Landen jaerl[ijks] tot geen ander einde en wort gesaeijt, dan om olij daer uijt te slaen, die wij Raepolij noemen. LO is dat deel waer uijt de wortel en Stam sal te voren comen, en[de] MNPQ sijn de vier distincte bladeren. Ga naar margenoot+Fig: 19. ABCDEF [ver]toont mede alle de Stoffe die het italiaens bloemcoolzaetGa naar voetnoot114), in sig begrijpt AD. is dat deel waerGa naar margenoot+ uit de wortel en Stam sal te voren comen, en BCEF sijn vier bijsondreGa naar voetnoot100) bladeren. | |||||||||||||
I have also observed several (other) Seeds, but kept no record of them, because they corresponded to other seeds; and I therefore thought fit to proceed to those Seeds that have no flour-like Substance in them, and whose entire Substance (setting aside the hard Coats and the Membranes) consists only of leaves and of that part from which the Root and Stalk will come forth. Ga naar margenoot+I have, then, taken the Radish SeedGa naar voetnoot42), and kept the same wet so long until I could easily separate the Coat from the internal Substance, and seen that the whole of the inside Substance, which we ordinarily call the flour, was nothing else than four leaves, and that part from which the root and stalk will come forth. I have separated these leaves far enough, and had them drawn only large enough (through a glass enlarging but slightly) to enable one readily to distinguish them. Ga naar margenoot+Fig: 17 EFGHIK. shows the whole of the inside substance of the Radish seed. E.H. is that part from which the Root and Stalk will come forth, and FGIK are the four leaves. Ga naar margenoot+Fig: 18 LMNOPQ. shows the whole of the internal Substance of Rape- or ColeseedGa naar voetnoot43), which seed is not sown in these Countries for any other purpose than to press oil from it, which we call colza-oil. LO is that part from which the root and Stalk will come forth, and MNPQ are the four distinct leaves. Ga naar margenoot+Fig: 19. ABCDEF, again, shows the whole of the Substance that the italian cauliflowerseedGa naar voetnoot44) contains. AD is that part wherefrom the root and Stalk shall come forth, and BCEF are four distinct leaves. | |||||||||||||
Na de ontleding van dit [ver]haelde coolzaed, heb ik gaen examineren het Zaed van roode en witte Cool, dog geen onderscheijt tusschen dese en het eerst geseide Zaed, dat noterens waerdig was daer in connen vinden.Ga naar voetnoot115) Ga naar margenoot+Fig: 20 GHIKLM. [ver]toont insgel[ijks] alle de inwendige Stoffe van een Rammelats ZaedGa naar voetnoot116). GK. is dat deel waer uit deGa naar margenoot+ Wortel en Stam sal te voren comen en [de] HILM. sijn de vier distincte bladeren. Ga naar margenoot+Fig: 21. NOPQRS is alle de inwendige Stoffe die ik genomen heb uijt een Zaed, waer uit een aerdvrugt voortcomt, die wij in en ontrent onse Stad een knolGa naar voetnoot117) en in andere plaetsen RaepGa naar voetnoot117) noemen. Dit Zaedt begrijptGa naar voetnoot118) mede van binnen in sijn Schors anders nietGa naar voetnoot119) dan het begin van een plant, waer van met NQ. [ver]toont wert het begin van desselfs stam, en OPRS sijn vier distincte bladeren. Ga naar margenoot+Fig. 22. TVXY. [ver]toont alle de inwendige Stoffe die een Claver ZaetgeGa naar voetnoot120) heeft, dit bestaet uit twee bladeren als VY. en[de] dat deel waer uijt de wortel en Stam sal te voren comen, welck laetste hier met TX. werd aengewesen. | |||||||||||||
After analysing the aforesaid coleseedGa naar voetnoot45), I went to examine the Seed of red and white Cabbage, but I could find no difference between the latter and the former Seed that was worth recording. Fig: 20 GHIKLM. likewise shows all the internal Substance ofGa naar margenoot+ Black Radish SeedGa naar voetnoot46). GK. is that part from which the Root and Stalk shall come forth, and HILM are the four distinct leaves. Ga naar margenoot+Fig: 21. NOPQRS is all the internal Substance that I have taken from a Seed from which an earth-fruit (tuber) grows, whichGa naar margenoot+ we call, in and around our Town, a turnip and in other places RapeGa naar voetnoot47). This Seed, too, comprises in its Coat nothing else than the beginning of a plant, of which the beginning of its stalk is shown by NQ, and OPRS are four distinct leaves. Fig. 22. TVXY. shows all the internal Substance that a CloverGa naar margenoot+ SeedGa naar voetnoot48) has; this consists of two leaves, as VY. and that part where from the root and Stalk will come forth, which latter is here indicated by TX. | |||||||||||||
Ga naar margenoot+Fig: 23. ABCDEF. is mede alle de inwendige Stoffe die een mostert zaetgeGa naar voetnoot121) heeft, waer van AD. het begin der wortel en Stam is, enGa naar voetnoot122) BCEF sijn vier distincte bladeren. Als den Teijckenaer dit en[de] eenige voorgaende Zaeden uijtteickende soo beelde hij hem doorgaens in, dat hij seer cleijne bloemkens uijtteijckende, dog ik liet hem in sijn wesenGa naar voetnoot123). Ga naar margenoot+Fig: 24 GHIK [ver]toont de gansche inwendige Stoffe die een Hennip zaetGa naar voetnoot124) heeft. Dit zaed heeft maer twee bladeren, die hier met H en I werden aengewesen. GK is dat deel waer uijt de wortel en Stam sal voortcomen; in welcke voor[ver]haelde Zaeden, leggen die deelen waer uijt de Wortels en Stammen sullen voortcomen, tusschen de middelste bladeren; maer in dit zaed leit het begin vande wortel off Stam vande bladeren, door een membrane ofte omwinsel (die ook de bladeren omvangt) gesepareert: soo dat ons uijt dit Zaed, en ook uit het Raepzaet, claer blijkt, dat de Olij die uijt dese Zaeden geparst of geslagen werdenGa naar voetnoot125), niet en is een meelagtige Stoffe: maer dat de jonge plant Selfs de Olij uitlevert.Ga naar voetnoot126) | |||||||||||||
Ga naar margenoot+Fig: 23. ABCDEF., again, is all the internal Substance that a mustard seed hasGa naar voetnoot49), wherein AD. the origin of the root and Stalk, and BCEF are four distinct leaves. When the Draughtsman was drawing this, and some preceding Seeds he continually imagined that he was drawing some very tiny flowers, but I left him in that stateGa naar voetnoot50). Ga naar margenoot+Fig: 24 GHIK shows the whole of the internal Substance that a Hemp seedGa naar voetnoot51) has. This seed has only two leaves, which are here indicated by H and I. GK is that part from which the root and Stalk shall come forth; in which aforesaid Seeds the parts from which the Roots and Stalks will come forth lie between the middle leaves; but in this seed the beginning of the root or Stalk lies separated from the leaves by a membrane or envelope (which also encloses the leaves): so that it is obvious to us from this Seed, and also from the Rapeseed, that the Oil that is pressed or crushed from these Seeds is not a flour-like Substance; but that the young plant itself supplies the OilGa naar voetnoot52). | |||||||||||||
Ga naar margenoot+Fig: 25. LMNO. [ver]toont de jonge plant uijt het Zaetge van LepelbladerenGa naar voetnoot127), waer van MNO. de twee bladeren sijn, en[de] LM is dat deel waer uit de wortel en Stam sal voortcomen. Dit Zaedt en heeft mede geen meelagtige Stoffe in sig, en is geteickent, soo als het voor het [ver]groot glas stont. Ga naar margenoot+Fig. 26. ABEDGa naar voetnoot128) [ver]toont alle de inwendige Stoffe off jonge plant die het Sterckkers zaetGa naar voetnoot129), in sig heeft, soo als hetGa naar margenoot+ selvige van sijn membrane is ontbloot, naer dat ik het Zaedt ontrent een quart van een uere in mijn mont hadde gehouden, off een weijnig tijd int water hadde geleijt, om dat daer door de membrane van het Zaedt soude sagt werden; want sonder sulx te doen, was mij onmogelijk de membrane vande plant (sonder die te schenden) te separeren. Hier sien wij in wat een netten Ordre de bladeren, en[de] dat deel waer uijt de Wortel en Stam sal voorcomen in malkanderen geschickt leggen. | |||||||||||||
Ga naar margenoot+Fig: 25. LMNO. shows the young plant from the small Seed of Scurvy-grassGa naar voetnoot53), of which MNO. are the two leaves, and LM isGa naar margenoot+ that part wherefrom the root and Stalk shall come forth. This Seed, again, has no flour-like Substance in itself, and has been drawn as it stood in front of the magnifying glass. Ga naar margenoot+Fig: 26. ABEDGa naar voetnoot54) shows all the internal Substance or young plant which the Garden cress seedGa naar voetnoot55) contains, as the same wasGa naar margenoot+ stripped of its membrane after I had held the Seed in my mouth for about a quarter of an hour, or had laid it in water for a while, so that the membrane of the Seed might thereby become soft; for without doing so it was impossible for me to separate the membrane (without damage to it) from the plant. Here we see in what a tidy order the leaves, and that part from which the Root and Stalk will come forth, lie arranged together. | |||||||||||||
CDE. sijn de bladeren, en[de] die deelen off Steelen, waer aen de bladeren vast sijn, ende AB is dat deel waer uijt de wortel en Stam, sal voortcomen. Dese wortel leijt mede gans inde membrane omwonden, en[de] dus gesepareert van het [ver]dre gedeelte vande plant. Omme de volmaektheit vande laestgeseide plant in desselfs zaed aen te wijsen, heb ik de bladeren, en[de] dat deel waer uijt de Wortel en Stam sal voortcomen, soo veel in mijn [ver]mogen was, van een gesepareert, en[de] het selvige voor het microscope gestelt en soo hetGa naar voetnoot130) laten afteijckenen. Ga naar margenoot+Fig: 27 FGHIKLMN. is mede alle de inwendige Stoffe uit een sterckkers zaetge FG. is dat deel waer uit de wortel en Stam sal voortcomen, en[de] met HIKLMN. werden aengewesen de ses distincte bladeren, waer mede dese jonge plant is begaeft. Wij connen niet alleen de ses bladeren aen haer Steelen daer aen bekennen; maer dese bladeren comen met het gewas vande Sterckkers soo over een, als of wij de Sterckkers nog jong sijnde, op het velt sagen staen wassen, alleen met dit onderscheit, dat dese bladeren hoeckig sijn, om dat die digt in een (als gepackt) gelegen hebben; ende ook mede, dat de Steelen en bladeren niet regt op en staen, als de ses bladeren met haer steelen doen, als sij staen en wassenGa naar voetnoot131). En om dat veele het Sterckkers zaed niet en kennenGa naar voetnoot132), sooGa naar margenoot+ heb ik een Sterckkers zaed, soo groot als het is, alhier met fig: A aengewesen. | |||||||||||||
CDE. are the leaves, and those parts, or Leafstalks, to which the leaves are fixed, and AB is that part wherefrom the root and Stalk shall come forth. This root, again, lies completely surrounded by the membrane, and therefore separate from the remaining part of the plant. In order to show the perfectness of the latter plant within its seed, I have separated, as far as I was able to, the leaves and that part from which the Root and Stalk would emerge, and have placed the same before the microscope, and had it drawn like that. Ga naar margenoot+Fig: 27 FGHIKLMN. is again the whole of the internal Substance from a small garden cress seed. FG. is that part from which the root and Stalk will come forth, and by HIKLMN. are indicated the six distinct leaves with which this young plant is endowed. We can distinguish in it not only the six leaves on their Leafstalks; but these leaves correspond so closely to the real Garden cress plant, as if we were to see the Garden cress, while still young, growing in the field, only with this difference, that these leaves are angular, as they have lain close (as if packed) together; and also, that the Leafstalks and leaves do not stand erect, as the six leaves with their leafstalks do, when they stand and growGa naar voetnoot56). Ga naar margenoot+And because many do not known the Garden cress seed, I have here shown a Garden cress seed, as large as it is, in fig: A. | |||||||||||||
Ga naar margenoot+Ick heb seecker zaetge, dat mij de Zaet vercoopster seven getijden cruijtGa naar voetnoot133) noemde, van sijn eerste Schors ontbloot en daer na van sijn tweede omwinsel of Membrane, ende gesien dat het deel waer uijt de Wortel en Stam sal voortcomen, door de tweede membrane gans omwonden is, en[de] vande bladeren gesepareert leijt. Ga naar margenoot+Fig: 28. OPQR. verbeeld de gansche inwendige Stoffe van het laest geseijde Zaed. OP. is dat deel waer uijt de wortel en Stam sal voortcomen, ende QR. sijn de twee bladeren, die aen dese jonge plant in sijn Zaed leggende gemaekt sijn. Dese plant heb ik mede maer een weijnig laten [ver]grooten. Ga naar margenoot+Na desen heb ik de Zaeden Malva BohemicaGa naar voetnoot134), en Raket ZaedGa naar voetnoot135) geopent, en[de] daerinne mede niet gevonden als de | |||||||||||||
Ga naar margenoot+I have stripped a certain small seed - that the Seed saleswoman called ‘seven-seasons herb’Ga naar voetnoot57) of its first Coat, and after that, of its second envelope or Membrane, and seen that the part from which the Root and Stalk shall come forth, is completely surrounded by the second membrane, and lies separated from the leaves. Fig: 28. OPQR. represents the entire inside Substance of the last-named Seed. OP. is that part from which the root and Stalk shall come forth, and QR are the two leaves that are formed on this young plant lying in its Seed. This plant, too, I have had enlarged only a little. Ga naar margenoot+After this I have opened the Seeds Malva BohemicaGa naar voetnoot58) and Rocket SeedGa naar voetnoot59), and therein again found nothing but the structures | |||||||||||||
maeksels der jonge planten, en ik en twijffel niet bij aldien ik de Zaeden van bloemen ondersogt, of ik soude onder deselve veele Zaeden vinden, die niet anders in haer besloten soude hebben als de jonge planten, waer van ik al [ver]scheijde preuven tsedert enige maenden hebbe genomen, die ik om cort te sijn hier niet en sal bijvoegen, uit vreese dat ik haer HoogEd: met mijn te veel schrijvens mogte overladen. Dog bij aldien ik haer HoogEd: dienst can doen met het examineren van eenige zaeden van cruijden of bloemen, waer op haer HoogEd: speculatien mogten vallen, hoe cleijn die ook mogten sijn; ik sal seer gewilligh mijn geringen arbeijt daer aen besteeden; en ik ben nu soo verre gecomen, dat het mij weijnig gemist heeftGa naar voetnoot136), of ick hebbe alleen met het beschouwen vande buijten schors vande Zaeden connen Oordelen, off de Zaeden, alleen in haer besloten hadden, de jonge plant, dan of de jonge plant in een meelagtige stoffe lagGa naar voetnoot137). Uit de ontledinge van dese laeste en voorgaende Zaeden, en wil ik niet twijffelen, of ik sal haer HoogEd: meer als voor desen hebben voldaenGa naar voetnoot138): te weten datter veel Zaden sijn, die haer gansche binne Stoffe niet anders en is, dan het gene waer uijt de wortel of Stam, en[de] bladeren sullen voortcomen; welcke deelen soo ordentelijk in malcanderen leggen geschikt, dat die in het bloote Oogh, een volcome rond schijnen te maeken. Als wij nuGa naar voetnoot139) met geen simpel Oogh, maer met aendagtige opmerckinge beschouwen de overgroote wonderlijke en onbegrijpelijcke Ordre vande voorsigtigeGa naar voetnoot140) nature, of om beter te seggen vanden Alwijsen Maecker vant geheel al, die niet alleen in veel Zaden ingestort heeft, een begintsel van een jonge plant, nevens een meelagtige Stoffe (waer in de jonge plant leijt) om voor | |||||||||||||
of the young plants, and I do not doubt that, if I should examine the Seeds of flowers, I should find among them many Seeds that would have nothing else enclosed within them but the young plants; of this, I have already taken many proofs since a few months ago, which for the sake of brevity I shall not add to this, for fear that I might overburden Your Honours with my overmuch writing. But if I should be able to be of service to Your Honours with the examination of some seeds of herbs or flowers upon which Your Honours' speculations might fall, however slight the same might be; I shall very willingly spend thereon my modest labour; and I have now come so far that I have seldom failed to be able to make a Judgement, from merely observing the outermost coat of the Seeds, whether the Seeds had enclosed within them only the young plant, or whether the young plant lay in a flour-like substanceGa naar voetnoot60). From the analysis of these last and preceding Seeds, I have no doubt but that I shall have informed Your Honours to Your satisfaction more than heretofore: to wit, that there are many Seeds whose entire internal Substance is nothing else than that wherefrom the root or Stem and the leaves shall come forth; which parts lie arranged together in so orderly a fashion that they seem to the naked Eye to form a perfect round. Now when we contemplate, not with a simple Eye, but with attentive observation, the grand, wonderful and incomprehensible Order of provident Nature, or, to say it better, of the Allknowing Maker of the universe, who has not only poured into many Seeds a beginning of a young plant, together with a flour-like Substance (wherein the young plant lies) to serve as first nourishment of | |||||||||||||
eerste voetsel vande jonge plant te [ver]strecken; maer dat oock in [ver]scheijde Zaeden sodanigen meelagtige Stoffe niet te vinden is, van binnen met geen andere deelen als de plant selfs [ver]vult sijndeGa naar voetnoot141). Over welcke over groote en onbedenckelijkeGa naar voetnoot142) volmaektheit wij connen seggen en besluiten, dat al de Boomen en planten, die op het Aertrijk wassen, afcomstig sijn van die Boomen en planten die inden beginne der Scheppinge gemaekt sijnGa naar voetnoot143). Ick soude mijne Speculatien desen aengaende wel verder uijtbreijden, maer het soude eenige (beeld ik mij in) aenstotelijk sijn. Dierhalven sal ik ijder sijn gevoelen vrijlaten, en afbreecken in hoope dat in desen ijets sal wesen het gene smakelijk sal bevonden werden; en ick sal onder des blijvenGa naar voetnoot144)
HoogEdele Heeren Mijn Heeren die van de Conincklijke Societeijt.
UE HoogEdele
Ootmoedigen Dienaer
Antoni van Leeuwenhoek.
P: S:
Ik hebbe inde voorledene Nazomer als ook tsedertGa naar voetnoot145) eenigen tijd herwaerts besig geweest met het examineren vande Zijd worm eijeren; daer van ik binnen weijnigh weecken, mijne aenteeckeningen die ik daer van gehouden hebben, Haer HoogEd: sal laten toecomen. | |||||||||||||
the young plant; but that also, in several Seeds, such flour-like Substance is not to be found, they being filled with no other parts but the plants itself. Concerning which great and unimaginable perfectness we may say and conclude that all the Trees and plants that grow on the Earth, have originated from those Trees and plants that were made in the beginning of CreationGa naar voetnoot61). I should perhaps extend my Speculations hereupon still further, but that would (I suppose) be objectionable to some people. I will therefore leave everybody free in his own feeling, and break off in the hope that there may be something, in the present, which will be found agreeable, and I will meanwhile remain,
Most Noble Sirs Gentlemen of the Royal Society
Your Honours'
Humble Servant
Antoni van Leeuwenhoek.
P:S:
In the preceding Late Summer and also for some time thereafter, I was engaged in examining the eggs of the Silkworm; of this, I will send Your Honours within a few weeks, my notes which I have kept thereof. |
|