Plaat XXIV
Table XXIV
Fig. LXI. (L. 4). Doorsnede door een tarwekorrel. - Brief 100[55], blz. 258-260.
Fig. LXII. (L. 5). ‘Schors’, vruchtwand, van een tarwekorrel. - l.c., blz. 262.
Fig. LXIII. (L. 6). Deel van het ‘tweede Basje’, zaadhuid, van een tarwekorrel. - l.c., blz. 264.
Fig. LXI. (L. 4). Section of a wheat-grain. - Letter 100[55], p. 259-261.
Fig. LXII. (L. 5). ‘Coat’, fruitwall, of a wheat-grain. - l.c., p. 263.
Fig. LXIII. (L. 6). Part of the ‘second Coat’, seed-coat, of a wheat-grain. - l.c., p. 265.
Afb. 35. Haren, als uitgroeiing van epidermiscellen, aan het boveneinde van een tarwekorrel. (225 ×) - Brief 100[55], blz. 262.
Ill. 35. Hairs, as outgrowth of epidermical cells, at the upper end of a wheat-grain. (225 ×) - Letter 100[55], p. 263.
Afb. 36. Microfoto van de zaadhuid van tarwe, opgebouwd uit langgerekte, in horizontale rijen geplaatste, cellen; daaronder een laag van veel teerdere cellen, die een schuine hoek vormen met die van de bovenlaag. (225 ×) - Brief 100[55], blz. 264.
Ill. 36. Microphotograph of the seed-coat of wheat, composed of protracted cells, placed in horizontal rows, underneath a layer of much delicater cells, forming an obtuse angle with those of the upper layer. (225 ×) - Letter 100[55], p. 265.