Alle de brieven. Deel 6: 1686-1687
(1961)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrechtelijk beschermdGepubliceerd in:
| |||||||||||||||
Opmerkingen:Anatomia seu Interiora Rerum, cum Animatarum tum Inanimarum (sic), Ope & nebeficio (sic) exquisitissimorum Microscopiorum Detecta, variisque experimentis demonstrata, (etc.). Lugduni Batavorum. C. Boutesteijn. 1687. is volgens Dobell, Antony van Leeuwenhoek and his little animals. p. 394, no. 22. 1932, de titel van de eerste oplaag. Het boek bestaat uit vi + 64 (verkeerd genummerd) + 260 (verkeerd genummerd 258) blz. Het boek bestaat uit 2 delen (partes), die resp. de Brieven 43, 42 en 38 en de Brieven 28, 29, 30, 31, 34, 35, 36, 46, 48, 49, 50, 51 en 52 bevatten, alle ongenummerd en ongedateerd. Het tweede deel heeft een doorlopende eigen paginering. In een volgende oplaag (misschien zijn van de eerstgenoemde slechts enkele ex. gedrukt), zijn de drukfouten Inanimarum en nebeficio verbeterd in Inanimatarum en beneficio. Hierin zijn de Brieven 43, 42, 38 gepagineerd 3-78. Dit is, volgens Dobell (l.c. p. 394) ook het geval in de zeer zeldzame uitgave: Anatomia et Contemplatio Nonnullorum Naturae invisibilium Secretorum Comprehensorum Epistolis Quibusdam Scriptis ad Illustre Inclytae Societatis Regiae Londinensis Collegium. Lugduni Batavorum. C. Boutesteijn. 1685. Dobell bezat een ex. van de eerste Latijnse uitgave. Hij vermeldt niet, dat hierin de opdracht aan Jacobus II is opgenomen. Dobell vermeldt bij deze uitgave ook geen titelprent. In de uitgave van 1687 is de titelprent gelijk aan die van: Ontledingen en Ontdekkingen van levende Dierkens in de Teel-deelen van verscheyde Dieren, Vogelen en Visschen; van het Hout met derselver menigvuldige Vaaten, enz. Leyden. C. Boutesteijn. Er zijn ex. met het jaartal 1685 en andere met het jaartal 1686 op de titelprent door R. de Hooghe. De Brieven 32, 33, 37, 38, 39, 40 en 41 van Leeuwenhoek zijn uitgegeven door Van Gaesbeeck in het Nederlands en door Hendrik Krooneveld (Henricus Crooneveld) in het Latijn (1695). Daarom ontbreken zij in de bovengenoemde uitgaven.
In de 3de Latijnse uitgave, Editio novissima, prioribus emendatior, (ook met ongenummerde brieven) Lugduni Batavorum. E. Langerak. 1722, ontbreekt de opdracht aan Jacobus II die toen ook al verdreven was. Jacobus II bezocht Leeuwenhoek, die hierover vertelt in Brief van 6 Aug. 1687 (L.'s brief 57, zie Alle de Brieven, Dl. VII.). Volgens Oeuvres Complètes de Chr. Huygens. Dl. 8. blz. 159, vond dit bezoek plaats in 1679. Dit jaar wordt ook opgegeven in Correspondentie van Willem III en H.W. Bentinck. | |||||||||||||||
Letter No. 97.
| |||||||||||||||
Published in:
| |||||||||||||||
Remarks:Anatomia seu Interiora Rerum, cum Animatarum tum Inanimarum (sic), Ope & nebeficio (sic) exquisitissimorum Microscopiorum Detecta, variisque Experimentis demonstrata, (etc.). Lugduni Batavorum. C. Boutesteijn. 1687. Such is, according to Dobell, Antony van Leeuwenhoek and his little animals. p. 394, no. 22. 1932, the title of the first printing. The book consists of vi + 64 (wrongly numbered) + 260 (wrongly numbered 258) pages. It consists of 2 parts, which contain, respectively, the Letters 43, 42 and 38, and the Letters 28, 29, 30, 31, 34, 35, 36, 46, 48, 49, 50, 51 and 52, all without number or date. The second part is continuously paged in itself. In a subsequent edition (maybe only a few copies were printed of the first) the printing errors Inanimarum and nebeficio are corrected into Inanimatarum and beneficio. In that edition the Letters 43, 42 and 38 cover the pp. 3-78. According to Dobell (op. cit., p. 394) this is also the case with the very rare publication Anatomia et Contemplatio Nonnulorum Naturae invisibilium Secretorum Comprehensorum Epistolis Quibusdam Scriptis ad Illustre Inclytae Societatis Regiae Londinensis Collegium. Lugduni Batavorum. C. Boutesteijn. 1685. Dobell had a copy of the first Latin edition in his possession. He does not mention that the dedication to James II is included in it; neither does he mention any title-page print in this publication. In the publication of 1687 the title-page print is the same as that in Ontledingen en Ontdekkingen van levende Dierkens in de Teel-deelen van verscheyde Dieren, Vogelen en Visschen; van het Hout met derselver menigvuldige Vaaten, etc. Leyden. C. Boutesteijn. There are copies dated 1685 and others dated 1686 on the title-page picture by R. de Hooghe. The Letters 32, 33, 37, 38, 39, 40 and 41 of Leeuwenhoek were published by Van Gaesbeek in the Netherlands language, and by Hendrik Krooneveld (Henricus Crooneveld) in Latin (1695). For this reason they are not included in the above mentioned two editions.
In the 3rd Latin edition, Editio novissima, prioribus emendatior (also with unnumbered letters), Lugduni Batavorum. E. Langerak. 1722, the dedication to James II is not included. By that time James II had already been expelled. He visited Leeuwenhoek, who describes the visit in his Letter of August 6th, 1687 (L.'s letter No. 57; see The Collected Letters. Vol. VII). According to Oeuvres Complètes de Chr. Huygens. Vol. 8. p. 159, this visit took place in 1679. The same year is also stated in the Correspondence of William III with H.W. Bentinck. | |||||||||||||||
Aan de doorluchtige en machtige Vorst en Heerser JACOBUS Koning van Groot Brittannië, Frankrijk en Ierland, Verdediger des Geloofs zijn allergenadigste Heer, biedt aan, draagt opGa naar voetnoot1) en wijdt, wat deze onaanzienlijke bladzijden mogen behelzen, de Schrijver.
Allerdoorluchtigste Koning,
Zoals de gladde oppervlakte van een voorwerp het van de zon ontvangen licht verschillend terugkaatst, doordat sommige van de stralen naar gelang van de invalshoek zich verspreiden naar de zich ernaast bevindende zaken, andere echter langs dezelfde weg, waarlangs zij neerdalen, naar hun verwekker terugbuigen: zo word ook ik, die door de bijzondere eerbewijzen van de Illustere Londense SocieteitGa naar voetnoot2), welke van de schitterende zon der koninklijke majesteit zijn afgeleid, verre boven de mate mijner verdienste ben geëerd, aan de wereld bekend op gelijke wijze en zie met dankbare gemoedsaandoening op naar- en vereer de bron van een zo grote weldaad. | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Het enige, wat mij verdriet, is, dat deze vrome neiging van mijn gemoed, dit voortdurende betrachten van toewijding tot nu toe slechts binnen het verborgen binnenste van mijn hart verblijft, met mijn medeweten alleen geschiedt en niet, het wagende langs enige weg in de openbaarheid te voorschijn te komen, zich aan U, machtige Koning, durft te laten blijken. Dat verhindert een zekere vrees, die mensen van mijn stand reeds bij het noemen alleen van de Koninklijke Majesteit met een bijna heilige huivering treft, en hen angstig en bevende van de toegang tot de verheven burcht afhoudt, van waaruit als uit een heiligdom zij voortdurend menen te horen, dat hun toegeroepen wordt: ‘blijft ver, ver van hier, ongewijden!’Ga naar voetnoot3)
Maar waarom ben ik eigenlijk zo dwaas om te vrezen? Waarom aarzel ik, of waarom laat ik mij door valse inbeeldingen bedriegen en houd ik daardoor de vervulling van mijn vurige wens juist tegen? Moet ik soms geloven, dat de gelaatstrekken van Uw Majesteit anders zijn dan zij zich indertijd binnen de wanden van mijn eigen woning op zo vriendelijke wijze lieten aanschouwen, toen Gij uit belangstellend verlangen om alles te | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
onderzoeken U verwaardigdet mijn instrumentarium (en praeparaten)Ga naar voetnoot4) op optisch gebied (ik verheug mij over het geluk van dat ogenblik en zal mij altijd, zolang ik leef, daarover verheugen) te bezichtigen. Groter geworden, dunkt me, niet kleiner gewordenGa naar voetnoot5) door de gunst der Fortuin, zal die Koninklijke deugd van Uw Koninklijk gemoed, waarmee Gij de vererenswaardige glans van Uw gelaat door de toevoeging van een wonderlijke vriendelijkheid en zachtmoedigheid reeds van kindsbeen af hebt laten temperen, zodat nooit iemand zò bevreesd voor Uw aanblik is getreden, dat hij niet bemoedigd vandaar is weggegaan. Zo leg ik dan mijn vrees af en ga rechtstreeks voort naar het gewijde verblijf van Uw Majesteit, een boekje meebrengende, dat, indertijd in het nederduits op schrift gesteld, thans echter voor de behoeften van buitenlanders in het latijn uitgegeven is, hetwelk ik in nederige verering op mijn knieën vallende neerleg voor Uw troon, opdat, wanneer ik anderen daarmee enig licht voorhoud, dit op Uw | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
mildheid, waaraan het ontstoken is, worde teruggevoerd. Ik erken de geringheid van mijn geschenk, daar dit, de stand van de geverGa naar voetnoot6) ervan geenszins te boven gaande, door ieder ander die van een gelijke hoge plaats zijn ogen neerboog, nauwelijks en zelfs nauwelijks niet zonder de hulp van een mikroskoop zou worden opgemerkt. Gij echter, allerdoorluchtigste Koning, aan wiens scherpe blik zelfs de kleinste dingen niet ontgaan, zult op deze tolk van mijn gemoed, dat weet ik, Uw oog slaan en bemerken, met welke vurige toewijding in deze uithoek van de aarde U vereert
Van Uw Koninklijke Majesteit
de zeer toegewijde en nederige
Antoni van Leeuwenhoek.
Gegeven te Delft in Holland de 1e Maart 1687. | |||||||||||||||
|
|