8
Heije over Moulins Macbeth (1837)
[Jan Pieter] H[eije], ‘Album: I: Macbeth, Treurspel van
william shakespeare. Uit het Engelsch, in de
voetmaat van het oorspronkelijke, vertaald en opgehelderd door
jurriaan moulin. Te Kampen, bij
j.w. tibout. 1835. II: Othello, De Moor van Venetië. Uit het Engelsch van
william shakespeare, vertaald en opgehelderd
door
jurriaan moulin. Te Kampen bij de Erven
aegidius valckenier. 1836.’ In: De Gids, jaargang 1, nummer 1, 1837, pp. 262-264.
In het allereerste nummer van De Gids wordt door
middel van deze recensie ook aan vertaling aandacht besteed, waarmee een sterke
traditie werd ingezet. Het stuk is ondertekend met ‘H.’ en
wordt door Pennink (1936: 218) toegeschreven aan de dichter Jan Pieter Heije
(1809-1876), die wij allemaal nog kennen van klassiekers als het Lied van de Zilvervloot en Een Karretje langs de zandweg
reed. Dit is een van de eerste teksten waarin, zij het terloops, de
vertaalbaarheidsvraag gesteld wordt.
Moet men shakespeare vertalen? ? Misschien
niet. Die shakespeares poëzij verstaan en
waarderen kan en begeert, dunkt ons, zal in onze dagen wel Engelsch kennen, en
zoo hij er niet genoeg van verstaat, om shakespeare te
verstaan, hij verliest niet veel bij die scènes,
waarvan alle uitdrukkingen niet duidelijk zijn. Doch dat is eigenlijk de vraag
niet.
Kan men shakespeare vertalen? ? herder zegt, dat men daartoe zelf een andere shakespeare zou moeten wezen; en het (/263) moet iedereen in het oog
springen, hoe symphytisch des Dichters conceptie met de Engelsche taal, zoo als hij die vond en verrijkte,
zamenhangt. Evenwel, met welken grooten dichter is dit het geval niet? Men heeft
homerus vertaald, en niet zonder nuttigheid: waarom zou
men ook shakespeare niet vertalen? De Hebreeuwsche schriften
zijn in den grond, in denzelfden zin, onvertaalbaar; moeten wij daarom geenen
Bijbel hebben?