De Hollandsche vertaalmolen. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1820-1885
(2002)–Cees Koster– Auteursrechtelijk beschermdVertaalhistorie. Deel 5a
[pagina 55]
| |
7
| |
[pagina 56]
| |
ge wij echter dit verschil in opinie geenszins ten grondslag leggen van onze kritiek; maar behooren wij ons alleen te bepalen tot het onderzoek in hoeverre de Heer jurriaan moulin den geest van het oorspronkelijke in goede, vloeiende Hollandsche verzen heeft wedergegeven. Wanneer wij de jamben van den vertaler met die van shakspeare vergelijken, dan ontveinzen wij niet, dat deze over 't algemeen met grote naauwkeurigheid den letterlijken zin van het Engelsch vertalen; maar wij zouden ook den waarheid te kort/ (56) doen, indien wij er tevens bijvoegden, dat uit deze getrouwheid hier en daar eene stootende stijfheid, een prozaïsche soort dictie ontstaan is, welke zelf somwijlen tot duisterheid aanleiding geeft. [.../58...] Dat shakspeare bij eene vergelijking dier plaatsen misschien regelen bevat, weinig minder hard en den goeden smaak kwetsend als deze, kan niet als ver-/(59) ontschuldiging gelden. De Engelsche Dichter schreef in de kindschheid eener taal, die eerst onder hem ten krachtigen jongelings, onder milton ten mannelijken leeftijd rijpte, gelijk de onze, onder bilderdijk en anderen. Neen, geene woordelijke overzettingen, geene Engelsche constructiën den 17e eeuw, als dwangkeurslijven Hollandsche verzen aangeregen, geven de stoute gedachten van shakspeare in onze moederspraak weder. Wie den dichter van hamlet wil vertalen, doe het als dichter, niet als dweepziek bewonderaar Hij zij onafhankelijk genoeg, om de onkiesche beuzeltaal van den portierGa naar voetnoota uit het 2e Bedrijf van macbeth of geheel weg te laten, of zoo als schiller in zijne overzetting deed, te veredelen. Nog eens! Wie shakspeare wil vertalen, brenge zijne tal-/ (60) looze juwelen en paerlen en goudmijnen over, dan zonder zijne handen te bezoedelen door het vuilnis, dat de Dichter, ondanks zichzelven, op het altaar des wansmaaks zijner eeuw ten | |
[pagina 57]
| |
offer moest brengen. Onze letterkunde heeft wel behoefte aan schoonheden uit vreemden gaard, niet aan onkruid en distelen. Om shakspeare te leeren kennen, zoo als hij is als mensch leere men Engelsch, maar om als dichter hem te doen kennen, zij men dichter. Zonder dat bezondigt men zich even zeer aan de eeuwige wetten der Poëzij, als aan de schim van den grooten man, die zoo dikwerf haar tolk was. Onverschillig zal het dan zijn, of men den onsterflijken Brit in jamben, alexandrijnen, trocheën, hexameters of pentameters vertale! Zijn geest zal spreken door alle vormen heen, en die geest alleen maakt levendig! |
|