belet, dat
zij in de meeste talen van Europa overgezet zijn, en dat men van den Macbeth alleen in het Fransch, Duitsch, Italiaans, Deensch,
enz. wel een dertigtal Vertalingen bezit. Men kan eene lijst van die Vertalingen
bij den Heer Moulin in deszelfs belangrijke Aanteekeningen en
Aanhangsel vinden.
Aan dit beroemde Stuk nu des Engelschen Dichters heeft ook de Heer Moulin uit Kampen zijne krachten beproefd en
hetzelve in een Hollandsch gewaad gestoken, dat geheel en al naar de snede van
het Oorspronkelijke vervaardigd is. Gelijk namelijk Shakespeare zijn Treurspel in rijmloze Jambische Verzen heeft geschreven,
en slechts hier en daar eenige Rijmcoupletten of zeer enkel wat Proza er
tusschen in heeft gevlochten, is zulks ook door den Vertaler geschied, en wij
willen hopen, dat die rijmlooze Hollandsche Verzen, hoe ongewoon over het
algemeen in onze taal, in de oogen en ooren onzer Landslieden genade zullen
vinden. Genade, zeg ik; vooreerst wijl Shakespeare met geene
mogelijkheid goed in rijm te vertalen is, ten tweede wijl de rijmlooze Jambische
Versmaat vele schoonheden bezit, zich met den aard van het Nederlandsch zeer
goed bevrienden wil, en vooral zich met veel lenigheid naar den stijl van het
Treurspel plooit, en ten derde, wijl de Vertaler waarlijk eene ongemeene vlijt
aan die verzen heeft te kost gelegd, en dus in de goedkeuring zijner
Landgenooten wel eene belooning voor zijnen arbeid vinden mag. Over het algemeen
verdient, onzens inziens, deze Vertaling van den Macbeth, die
des te meer op prijs is te stellen, wijl wij nog geen enkele naauwkeurige
Overzetting van dat Stuk, zoo min als van de overige van Shakespeare bezitten, eene zeer loffelijke melding, en men behoeft ook
slechts in de door den Heer M. bijgevoegde aanteekeningen te zien, hoe hij alle
Engelsche Uitleggers en buitenlandsche Vertalers van Shakespeare schijnt te
kennen en geraadpleegd te hebben, om van haar, wat ten minste naauwkeurigheid
betreft, reeds van voren of a priori alles goeds te
verwachten.
Maar wij zullen door eenige proeven den Lezer zelven laten oordeelen; iets, dat
hem welligt aangenamer zal zijn, dan ons hier over den Engelschen Dichter in het
breede te hooren theoretiseren, of ons in den leuningstoel des Aristarchs, voor
wiens taak wij ons, waar het Shakespeare geldt, om
verschillende redenen niet bevoegd oordeelen, met alle deftigheid te zien
zitten. Wij halen deze proeven des te gereeder aan, daar wij zeker dezen en
genen der Lezers van dit Mengelwerk er geene ondienst