Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
De Hollandsche vertaalmolen. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1820-1885

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0,75 MB)






Genre
sec - letterkunde

Subgenre
studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

De Hollandsche vertaalmolen. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1820-1885

(2002)–Cees Koster

Vertaalhistorie. Deel 5a


Vorige Volgende
[p. 49]

5
Lulofs over Moulins Macbeth (1835-36)

B.H. Lulofs, ‘Mengelwerk: Macbeth, treurspel van William Shakespeare, uit het Engelsch, in de voetmaat van het oorspronkelijk, vertaald en opgehelderd door Jurriaan Moulin. Te Kampen, bij W.J. Tibout, 1835.’ In: Groninger Courant of Staat-Letterkundig en wetenschappelijk Nieuwsblad voor de provincie Groningen, 28-12-1835, 4-1-1836 en 11-1-1836.

Barthold Henrik Lulofs (1787-1849) werkte aanvankelijk als jurist, maar werd na een studie Nederlandse taal- en letterkunde in 1815 in Groningen benoemd tot hoogleraar Nederlandse letterkunde en welsprekendheid. Hij bezorgde mede de Nederlandse vertaling van de invloedrijke Lectures on rhetoric and belles lettres van Hugo Blair (1832-1837) en vertaalde werken van Goethe, Klopstock, Schiller en Voss (zie Korpel 1993, Nr. 26). Hij publiceerde ook oorspronkelijke dichtwerken, waarin ‘classicisme in de vorm samen[gaat] met romantisch gevoel voor inhoud’ (Korevaart 2001: 70).

(28-12-1835) Onder de treurspelen van Shakespeare, den wereldberoemden oud-Engelschen Dichter, den Britschen Vondel, hoezeer dan ook in een anderen vorm gegoten, bekleedt de Macbeth zeker eene eerste plaats. Sommigen geven aan dit Stuk zelfs de allereerste, en ik zoude geene reden weten, om hierin veel van hen te verschillen. [...]

De stijl van Shakespeare in dit Treurspel, of de taal, die hij zijnen personen in den mond legt, is, als doorgaans bij hem, hoog en laag, vol stoute en verhevene beelden op sommige plaatsen, maar soms ook zeer aan het alledaagsche en zelfs platte grenzende, enkel wel eens bombastisch, en voorts van eene buitengewone kortheid en zinrijkheid, maar daardoor en door het verouderde der taal ook dikwerf zeer duister. Dezelfde heeft dus den Uitleggeren des Dichters menigen slapeloozen nacht gekost en perst aan de Vertalers droppel bij droppel zweets uit. Trouwens, dit is met al de Stukken van Shakespeare het geval. Het heeft echter niet

[p. 50]

belet, dat zij in de meeste talen van Europa overgezet zijn, en dat men van den Macbeth alleen in het Fransch, Duitsch, Italiaans, Deensch, enz. wel een dertigtal Vertalingen bezit. Men kan eene lijst van die Vertalingen bij den Heer Moulin in deszelfs belangrijke Aanteekeningen en Aanhangsel vinden.

Aan dit beroemde Stuk nu des Engelschen Dichters heeft ook de Heer Moulin uit Kampen zijne krachten beproefd en hetzelve in een Hollandsch gewaad gestoken, dat geheel en al naar de snede van het Oorspronkelijke vervaardigd is. Gelijk namelijk Shakespeare zijn Treurspel in rijmloze Jambische Verzen heeft geschreven, en slechts hier en daar eenige Rijmcoupletten of zeer enkel wat Proza er tusschen in heeft gevlochten, is zulks ook door den Vertaler geschied, en wij willen hopen, dat die rijmlooze Hollandsche Verzen, hoe ongewoon over het algemeen in onze taal, in de oogen en ooren onzer Landslieden genade zullen vinden. Genade, zeg ik; vooreerst wijl Shakespeare met geene mogelijkheid goed in rijm te vertalen is, ten tweede wijl de rijmlooze Jambische Versmaat vele schoonheden bezit, zich met den aard van het Nederlandsch zeer goed bevrienden wil, en vooral zich met veel lenigheid naar den stijl van het Treurspel plooit, en ten derde, wijl de Vertaler waarlijk eene ongemeene vlijt aan die verzen heeft te kost gelegd, en dus in de goedkeuring zijner Landgenooten wel eene belooning voor zijnen arbeid vinden mag. Over het algemeen verdient, onzens inziens, deze Vertaling van den Macbeth, die des te meer op prijs is te stellen, wijl wij nog geen enkele naauwkeurige Overzetting van dat Stuk, zoo min als van de overige van Shakespeare bezitten, eene zeer loffelijke melding, en men behoeft ook slechts in de door den Heer M. bijgevoegde aanteekeningen te zien, hoe hij alle Engelsche Uitleggers en buitenlandsche Vertalers van Shakespeare schijnt te kennen en geraadpleegd te hebben, om van haar, wat ten minste naauwkeurigheid betreft, reeds van voren of a priori alles goeds te verwachten.

Maar wij zullen door eenige proeven den Lezer zelven laten oordeelen; iets, dat hem welligt aangenamer zal zijn, dan ons hier over den Engelschen Dichter in het breede te hooren theoretiseren, of ons in den leuningstoel des Aristarchs, voor wiens taak wij ons, waar het Shakespeare geldt, om verschillende redenen niet bevoegd oordeelen, met alle deftigheid te zien zitten. Wij halen deze proeven des te gereeder aan, daar wij zeker dezen en genen der Lezers van dit Mengelwerk er geene ondienst

[p. 51]

mede doen met hun in het voorbijgaan nog eens eenige fraaije plaatsen uit den Macbeth te herinneren, en hen het Oorspronkelijke misschien nog eens weêr in handen te doen nemen. [...]

Men leze deze Hollandsche Verzen naauwkerig regel voor regel, en vergelijke ze met het Oorspronkelijke, zoo zal men vinden, dat het over het algemeen veel gemakkelijker is ze te bevitten, of ze wat te verknutselen, dan ze te verbeteren, en dat men den vaak zeer duisteren zin van het Oorspronkelijke, 't welk zoo sober en karig in woorden, als rijk in denkbeelden is, niet zoo heel ligt, (wel te verstaan in ook zoo weinig Hollandsche woorden) al veel beter zal uitdrukken. Of men moet zich de verwrongen constructiën van den anders grooten Voss en soortgelijken bij de Duitschers veroorloven, van welke echter de aard onzer taal en de smaak van onzen landaard zoo wars zijn, als zij in Duitschland zelf velen tot aanstoot strekken. [...]

(/04-01-1836) Billijke Lezers, die weten wat het zegt Shakespeare over te zetten, zonder hem in een' vloed van woorden te verdrinken, zullen hier gaarne aan den Vertaler weêr in het algemeen den lof van getrouwheid, kortheid en te gelijker tijd dien van van een' ongedwongen, zoetvloeijenden verstrant willen geven. Wij vinden hier ook geene van die harde, Onhollandsche woordschikkingen, waarmede beknoptheid en naauwkeurigheid door de Hoogduitschers wel eens wat al te duur betaald worden. [...]

(/11-01-1836) Maar genoeg! Dat wij zoo lang, en tot drie malen herhaald, bij deze Overzetting des Heeren M. hebben stilgestaan, toont, welken prijs wij aan zijnen moeijlijken en hoogst verdienstelijken arbeid gehecht hebben[...]. Moge de goedkeuring van anderen, meer in Shakespeares werken ervaren dan wij, bij voortduring zijn loon zijn, en hij daardoor opgewekt worden, om ook met de Vertaling van andere Stukken des grooten Engelschen Dichters onze Nederlandsche letterkunde te verrijken!


Vorige Volgende

Over het gehele werk

Vertaalhistorie


[tijdschrift] Vertaalhistorie


Over dit hoofdstuk/artikel

Mengelwerk: Macbeth, treurspel van William Shakespeare, uit het Engels, in de voetmaat van het oorspronkelijk, vertaald en opgehelderd door Jurriaan Moulin.


over Jurriaan Moulin