Oeuvres complètes. Tome I. Correspondance 1638-1656
(1888)–Christiaan Huygens– Auteursrecht onbekend
[pagina 455]
| |
No 314.
| |
[pagina 456]
| |
quaelijck af sal nemen, ick hoop wij hem beter vinden sullen, als wij hem gelaeten hebben, doet toch mijn gebiedenis aen Nicht ConstanceGa naar voetnoot8) en bedanckt haer toch van mijnentwegen, dat se mij geschreuen heeft, ick hadt noch half int sin haer te antwoorden, maer het sal te laet worden, ick hoop haer haest mondeling te komen antwoorden, en dan sal ick haer meer kunnen seggen, als ick nu tijt heb te schrijuen, ick geloof ghij mogelijck al gehoort sult hebben, dat de iongste Juffrou Morre weg gelopen is, met een Lutenant, nae datse hier seggen so en sal sijer geen groten haes aen gevangen hebben, gisteren sijn al de Piecken weer thuijs gekomen, van de Bruijloft van Nicht van den Houe, te propoost van Pieck, Juffrou Johanna Pieck is noch in seer goeie gesontheijt, ick hebse desen nae Middach wesen besoecken, sij is noch van seer van deselfde humeur, gelijck ick se voor desen gekent heb, doet toch mijn gebiedenis aen al de goeie vrienden, sonder te vergeten de Juffrouwen AertsenGa naar voetnoot9), en voor al Juffrou LijsbetGa naar voetnoot10), so ghij lust hebt altemets eens nae de Duijuen te sien so doet het toch, of neemt te minste de moeite eens van se Barent te recommanderen. Toot heeft mij de sorg geweldig naew bevolen, hij heeft hier enige dagen geweest, en is nu weer nae Zuylichem; Adieu en goeie nacht de klock sal dadelijck elf vren slaen, meen ick wel, met dat wij daegs meest gaen wandelen so heb ick niet veel tijt om te schrijuen als sauonts ick blijue dan VE. dienstwillige Suster S.H.
Ick bidie en laet toch dit suyuere schrifie aen niemant lesen als aenie selue, tis al dat ick het lesen kan, maer het is mij enichsins te vergeuen want de pen niet met al en deugt.
inden Bosch den 19 Juli 1656. |
|