Latijnse gedichten 1607-1620
(2004)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 205]
| |
(127 Ontaard Italië (Vervolg))aant.Ik houd mijn hand stil, mijn voet verlaat, onwaardige, uw beschermgoden; misschien zal er ooit iemand zijn die zich door hen laat verschalken. De trouwhartigheid en de uitzonderlijke geestkracht in staat tot verheven daden, waarmee de oude Bataven hun bondgenoot Rome voor zich innamen, vlammen nog altijd op en verafschuwen daarbij standvastig uw voorkeuren, Rome, maar (ach!) hoezeer een ander Rome nu. [45] Zie, geliefd Holland, gij hebt uw burger terug; vergun dat hij niet als een onbekende vreemdeling de velden van vroeger betreedt. Anderen mogen een hang naar dwaze nieuwigheid mee terug hebben genomen, ik alleen breng alleen weerzin tegen Italië mee.
Chiavenna in het gebied der Raetiërs, juli 1620, op de terugreis uit Italië. Vergeef het me, edele, vrome en geleerde heren, van wie temidden van zoveel barbaarsheid een enorm aantal over is, zoals ik als ooggetuige staande houd. Ik heb de ondeugden van deze tijd bij u bekritiseerd; mijn verwijten zijn zo geheel en al niet op u van toepassing, dat ze u vooral tot lof lijken te strekken; u toch verdient wegens ongebroken deugd een plaats aan het firmament,
als het iets zou betekenen sterren naar de hemel te brengen.
|
|