128 25 07 1620 Ged., dl. 1 p. 187
Het cahier tot de lezeraant.
Toen een bondgenootschap de Venetiaanse krachten met de Hollandse bundelde en beide leeuwen hun zwaarden, heeft hij die op last van de hoge heren zorg droeg voor zo belangrijke onderhandelingen, in mijn gezelschap deze wegen in den vreemde afgelegd. Vandaar dat ik, eerst licht, door geleidelijke toename een klein gevaarte ben geworden, zoals bij wenteling door zich vasthechtende sneeuw de bal groter wordt.
[7] Wie evenveel landen zal willen kennen zonder ze te bezoeken, ziehier, laat hij de vlijtige aantekeningen van mijn meester ter hand nemen, en de aardigheden zonder stekels, uren zonder schuld, nachten vrij van blaam en dagen zonder smet.
[11] Hij heeft gezien, de lezer zal weten; hij verdroeg het ongemak, de lezer ontloopt het. Ik vraag u: wiens vreugden zullen voor wie het duurst zijn? Ik vergis me als niet een onpartijdig scheidsman het zal aflezen van een onpartijdige weegschaal: de lezer droeg zijn geest waarheen de ander zijn voeten droeg. Ja, in het vervolg zou je dwaas zijn de voorvaderlijke akkers te verlaten, als het kan dat je plaatsen die je kent, niet hebt bezocht.
Standvastig.
Basel, 25 juli 1620.