127 ±14 07 1620 Ged., dl. 1 p. 186
Ontaard italiëaant.
Hesperisch schimmenrijk, voorafschaduwing van de ondergang der wereld, droesem der aarde, prachtlievend land van barbaren, verwelkte bloem, as, schaduw van uzelf, gegroet, Italiaanse bodem, gij hebt een inwoner van een kouder land binnen uw grenzen; een zoon van een kouder, niet van een minder land, die vraagt om het recht van gastvrijheid krachtens bondgenootschappelijke band.
[7] De Faam, destijds verbreid door grootse overwinningen en tot boven beide polen gestegen, door wie gij als heerser alom hoofd en sieraad van de wereld wordt genoemd, heeft deze ogen, deze voeten gedreven, [11] heeft bevolen weg te gaan van de Noordzeegolven aan het strand, ?waar het zand van de Hollandse bodem zijn bron niet kent, heeft bevolen een reusachtige top te beklimmen temidden van onherbergzame wolkenflarden en verstijfde ledematen door zomerse sneeuw te slepen, en, ach, had toch uw reputatie, die vergleden tijden memoreert, maar niet de onwetende bedrogen met hersenschimmen!
[17] Immers, ongelukkige, hoe zeldzaam zijn de sporen die ge bezit van de oude luister, hoe schaars die van de helden, hoezeer afwezig die van levenskracht, afwezig die van eergevoel en van het licht dat (zo mag men zeggen) de redeloze aangeboren is, dat de wilde dieren aangeboren is die gijzelf voedt.
[21] Gij neemt, goddeloze, onder het mom van vroomheid de onmetelijke God, die uw daden gadeslaat, Zijn heilige eredienst af. Wat gij vereert, maakt gijzelf, gij vereert iets wat gij eet (ik huiver bij deze woorden), gij bevat uw Schepper niet in uw geest, gij vermaalt Hem met uw kaken. Hem aan wie ge vrome klachten recht uit het hart, aan wie ge het diepste verschuldigd bent, de heilige ?gaven van een berouwvol hart, houdt ge als geschenken kindergoed voor, veracht door mannen, door kinderen: koper, kaarsen, schilderingen, beelden, wierook, muziek.
[29] Gij doet, verdorvene, familie de hand slaan aan eigen vlees en bloed; alom bent ge rood van het bloed van broers, alom van dat van vaders. Gij maakt burgers vertrouwd met gesels, dolken, gif, niet met eerlijke strijd; bedrog dat mensen doodt is tot de aanvaarde vormen van tijdverdrijf gaan behoren. [33] Gij loopt, schandelijke, over van extravagantie; al wat de eeuwen samen hebben laten zien, brengt gij alléén tot voltooiing of overtreft ge. De verkrachter komt niet in aanraking met het zwaard, de overspelige vrouw niet met de wet, zo ook sodomie, zo ook wellust die met pek gestraft behoort te worden.
[37] Mijn pen gebiedt me meer aan te voeren, meer aan te voeren gebiedt mijn verontwaardiging, als aangeboren gêne dat niet verbood.