Latijnse gedichten 1607-1620
(2004)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 201]
| |
(125 Grafschrift voor Jacob Grusius (Vervolg))aant.[9] Ik heb geleefd - dat is het in het kort. Hoe groots of hoe lang, vraag je? Voornaamste hoop van de familie Grusius, vaders hartje, moeders oogappel, louter honing voor beiden, in schoonheid, charme en (voor mijn jaren ongekende) begaafdheid bijna niemands gelijke, verder gevorderd dan de meesten, had ik weinig dagen toegevoegd aan drie maal vijf zomers, toen de zuinige schikgodin het neergaande levenslot had afgesponnen. [16] Waarom klaagt u over de hand van de hemel, die ons tot zich roept? Waarom eist u, vader, meer tijd? [18] Ik word vooruitgestuurd. Benijdt u mij soms de korte weg? [19] U zult mij volgen. Treurt u soms over wie de tocht heeft volbracht? Geweeklaag past de graven van booswichten, niet het mijne; van een goed leven komt het einde nooit te vroeg.
Standvastig. 16 januari 1620. |
|