125 16 01 1620 Ged., dl. 1 p. 170
Toelichting
Worp oppert de mogelijkheid dat Jacob Grusius, blijkens het gedicht overleden op vijftienjarige leeftijd, een telg was van een Gronings geslacht Gruys (Ged., dl. 1 p. 170 n. 2). Volgens Bachrach was Jacob de zoon van Bernt Gruys, die lid is geweest van de Raad van State en in die hoedanigheid contact zal hebben gehad met Huygens sr. (Sir Constantine Huygens and Britain, p. 35-36, 207-208). Wellicht heeft Constantijn het epitaaf op instigatie van zijn vader geschreven voor Bernt Gruys, die dan de aangesproken persoon is in vss. 16-21.