125 16 01 1620 Ged., dl. 1 p. 170
Grafschrift voor Jacob Grusiusaant.
Voorbijganger, wie je ook bent, als je het dwaze kindergoed der aardse dingen veracht omdat je de onbestendige wisselingen van het tijdelijke haat en nu al de eeuwige dag in gedachten uitmeet, kom dichterbij; voor mij is dat doek reeds lang geleden ten einde toe geweven en het stuk uitgespeeld. Reeds is die Syrtis, dat water grimmiger dan elke Charybdis, door mijn schip bevaren en is het in beroering van het spoor dat het schip naliet toen het met tegenzin passeerde.