121 ←17 09 1618 Ged., dl. 1 p. 122
Toen ik voor de koning op de luit zou spelenaant.
De driemaal grootste der koningen leent zijn verheven oor: draag, bedreven Thalia, onalledaagse melodieën aan. Waarom treed je schoorvoetend nader en beef je zo? Wat is dat voor blos plotseling over je jong gezicht? Koninklijke glans verblindt (dat geef ik toe); als je oog in oog met een god staat stokt de stem in verbijstering. Wie het evenwel vergund is de Hollandse taal te spreken, zou zo iemand geen hoop hebben dat Britse goden zijn woorden goedgunstig ontvangen?
Standvastig.