120 25 05 1618 Ged., dl. 1 p. 115
Vaarwel van Constantijn Huygens bij zijn vertrek naar Engeland aan het woelige vaderlandaant.
Het is niet gering je rustig te kunnen vestigen op voorvaderlijke grond; het is niet gering telkens weer het voorvaderlijk huis te kunnen betreden. Vaderland, vergeef me: uw vreugden zijn me niet zoveel waard; vol oproer als u bent past u niet bij mijn karakter. [5] In de aangrenzende zee ligt Engeland, het beroemde eiland, met een overvloed aan middelen of misschien, zo kun je je afvragen, meer nog aan godsvrucht, ja werkelijk meer nog aan godsvrucht. Schenk, lot, een gunstige noordenwind. Hierheen gaat de tocht, hierheen richten we onze aandacht; Den Haag, het ga u goed.
[9] Hier zal ik onbezorgd de vreedzame kust betreden, en dat koninkrijk, maar wel een dat geen wapens kent.
[11] Hier zal ik nu eens gretig mijn oor te luisteren leggen bij hen die over mijn vaderland vertellen, dan weer zal een brief mij overtuigen.