120 25 05 1618 Ged., dl. 1 p. 115
Toelichting
Op 7 juni 1618 vertrok Huygens naar Engeland in het gezelschap van Sir Dudley Carleton, de Engelse gezant in Den Haag (Dagb. p. 2 en 9; Br. dl. 1 nr. 44). In Londen was hij de gast van Sir Noel de Caron, de Nederlandse gezant aldaar.
Van een bezoek van Constantijn aan het buitenland moet al sprake zijn geweest voordat hij zijn reislust kenbaar maakte in zijn gedicht aan de Zierikzeese jeugd (nr. 119, vss. 41-50). Sir Ralph Winwood schrijft reeds op 17 juli 1617 aan Christiaan Huygens sr. bereid te zijn Constantijn te ontvangen (Bachrach, Sir Constantine Huygens, p. 89 en 109; Van Kempen-Stijgers en Rietbergen, ‘Constantijn Huygens en Engeland’, p. 85). Volgens de terugblik die Huygens geeft in De vita propria heeft zijn vader beslist dat Engeland het eerste reisdoel zou worden (1,380-381). Engeland was geen ongebruikelijk doel van een educatiereis (Frank-van Westrienen, De Groote Tour, p. 243-248).
Het gedicht is besproken door Bachrach (a.w., p. 97-103 en appendix 30 met vertaling).