116 30 09 1617 Ged., dl. 1 p. 103
Eendracht vol tweedracht. Odeaant.
Het is voorbij; de Hollanders kregen genoeg van de verworven rust; niets meer om handen hebbend schamen ze zich als een in vrede levend volk, schamen ze zich zelfs als een gelukkig volk bekend te staan.
[5] U, willekeurige vreemdeling, die uw gedachten laat gaan over de indrukwekkende overwinningen waarmee de beklagenswaardige Nederlanden juist toen het hoofd hoog tussen de wolken hebben gestoken,
[9] u die meent dat het dit volk als bedwinger van de nu overmeesterde Spanjaard misstaat in vreugde kransen van feestelijk loof te leggen om haren die als het ware voor de helm gemaakt zijn,
[13] ach! gelukkige toeschouwer die nauwelijks bewogen wordt door onze troebelen, ach! die nauwelijks warm wordt van onze vlammen: vooruit, bekijk dit strijdlustig volk eens goed.
[17] De Nederlanden, vrij van gevaar van buitenaf, kolken van twist. De massa, te vrezen door de massa, loopt te hoop, niet wetend op de juiste manier om te gaan met de toebedeelde grootheid.
[21] En om te voorkomen dat iemand dit als een ongeremde uitbarsting van dwaze redeloosheid aan de kaak stelt, is al lang een schoonschijnend excuus voor de troebelen gezocht dat de kleur van vroomheid draagt.
[25] Hoe, hoevelen, wie God vóór de grondlegging van het wereldbouwwerk in Zijn goedheid voor het eeuwig heil, in Zijn rechtvaardigheid voor de eeuwige straf heeft bestemd, is gespreksstof voor het grauw.
[29] In hoeverre en voor wie de Zoon die heeft geleden tot verzoening van de Vader, genoegdoening heeft willen zijn, waagt de schoenlapper, kundig boven zijn leest, te onderzoeken.
[33] Wat goeds, wat slechts de menselijke wil, bezoedeld door de val die plaatsvond met de eerste zonde, met zich draagt, hoeveel vrijheid een wedergeboren ziel heeft, daarover twisten vrouwen.
[37] Of het zeker is dat uitverkorenen op tweeërlei wijze geroepen worden, zal, bij twijfel van de marketentster, door de maaier bevestigd, door de molenaar ontkend en door de stalknecht beslist worden.