Latijnse gedichten 1607-1620
(2004)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| |
(99 Constantijn Huygens wenst de edelachtbare heren van de Raad van State van de verenigde Nederlandse Provincies een gelukkig begin van het komende jaar (Vervolg))aant.Welnu, onder wier leiding (als men met verstand de menselijke kant bekijkt), door wier wilskracht, wier hulp? Van hen, voorwaar, van hen, over wie geen enkel toekomstig lied zal zwijgen, niet van meisjes, niet van mannen. [31] Zou ik dan ondankbaar zijn en de vroede vaderen die de hemelse voorzienigheid de getroffenen heeft geschonken, niet een zo gering eerbewijs waard achten? Waarachtig! Als mij volledige bevrediging van mijn verlangen vergund was en ik met voortsnellende wagen mocht gaan waarheen dat verlangen mij meevoert, het mag met mij gedaan zijn als ik dan niet vol ijver zou proberen gelukkig nieuwjaar te wensen met een volumineuze Ilias! Maar het is redelijk dat wie de schande van Icarus' ondergang vreest, Icarus' vlucht vermijdt. Dus, Muze, zwijg! Het anker neer, de zeilen gestreken, opdat geen te zware golf het fragiele schip treft. [41] U intussen, hoop, glorie, vaderen van het vaderland, moge u (om op deze dag niet zo maar ongepaste woorden te spreken) alles ten deel vallen wat het Spaanse volk, vijand van uw welzijn, u misgunt. [45] U, wie u ook bent, schraap al die gedichten met ontelbare wensen bijeen: zou u in een lang gedicht soms meer kunnen zeggen?
17, 1613. |
|