99 ±31 12 1613 Ged., dl. 1 p. 54
Toelichting
Een nieuwjaarsgedicht (vgl. toel. bij nr. 74). Huygens richt zich tot de Raad van State, waarvan zijn vader secretaris was. Hij beseft dat hij daarmee nogal hoog grijpt en wel eens wrevel zou kunnen opwekken. Het verwijt dat men hem zou kunnen maken legt hij in de mond van een fictieve tegenstander. Huygens gebruikt voor deze rol een knorrige oude man.
De eigenlijke nieuwjaarswens beslaat, evenals in nr. 100, slechts één distichon (vss. 43-44). De tekst neemt hier en daar het karakter van een lofdicht aan. De Raad van State was nauw betrokken bij de oorlogvoering.