Latijnse gedichten 1607-1620
(2004)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 131]
| |
(92 (Nederlands) (Vervolg))aant.[72] Ah! Den Haag - viermaal gelukkig Den Haag, dat in een liefelijke omgeving het hof en de statige woning van een zo machtig prins bewaart -, heeft een welkomer dag kunnen schitteren voor uw ogen, meer waard gemerkt te worden met een witte steen? [76] Vooruit! Hollandse jongelingen, geef gezamenlijk blijk van nieuwe vreugde, kom in groten getale naar de parades en saluutschoten, uitgevoerd door in het gelid gestelde compagnieën. Dat alle hoeken van de straten mogen oplichten door ontstoken vreugdevuren! De wrede gevechten te velde liggen stil; dat de kanonnen nu voor een vreedzaam doel mogen dreunen met vuurspuwend lawaai! Weet dat Jacobus deels gegrepen door genegenheid voor ú Maurits tooit met deze verdiende onderscheiding. [84] Grote Maurits, geen stambomen, geen titels waarmee u makkelijk andere families overschittert, niet de glorie van uw voorvaderen, maar uw eigen edele moed voert u met snelle vleugels naar zo grote hoogte. [88] Terwijl de Nederlandse maagd twijfelt welke geschenken, met voldoende luister, zij zal geven - zij heeft geen kronen die passen bij uw daden -, komt Engeland, dat dit uitstel niet wenst te dulden, en zegt: ‘U, u die ooit door mij bent voorzien van hulptroepen, wees nu voorzien van mijn eretitels. Ontvang de beloning alleen bestemd voor vorsten wier krijgsmoed of door vroomheid heilige trouw hen tot de sterren verheft.’ |
|