84 08 05 1612→ Ged., dl. 1 p. 40
Grafschrift voor mijn allerliefste zusje Elisabeth Huygens, overleden op 8 mei 1612aant.
Hé, kom hier, vreemdeling, die her en der je vlugge blik laat gaan, met bewondering kijkend naar trotse tomben van aanzienlijke heren die worden geëerd met omvangrijke geslachtslijsten als gedenkteken en met prachtig marmer, bewerkt door kunstenaarshand. Laat je niet in beslag nemen door zoveel verering van broos en zeer vergankelijk aanzien. [7] Bekijk ook dit graf hier, deze, ja deze plek verzadigd van vaders, verzadigd van moeders tedere tranen. Ook al is die niet opgesierd met geslachtsregisters, geloof me, ze is niet minder je blik waard.
[11] Hier immers ligt Elisabeth in haar kille graf, die bloem, dat sieraad van de rei van meisjes, wier verloren schoonheid wordt beweend door gulden Venus, wier verloren gratie wordt beweend door de Gratiën, wie het nu door de wrede schikgodin en - ach! - het al te afgunstig lot ontzegd is dagen van van rijpheid te beleven. En zo is ze amper in de bloei van haar jeugd als een onvolgroeid bloempje gestorven.
[19] Wie je ook, man of meisje, bent, leer aan de hand van dit voorbeeld, zolang het je vergund is te leven, te sterven. Weet dat geen enkel uur in geluk wordt doorgebracht dat je niet door de boosaardige schikgodin wordt benijd.
In droefheid opgedragen.
15 jaar, 1612.