Latijnse gedichten 1607-1620
(2004)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 109]
| |
(79 Lucianus' dialoog tussen Jupiter en Ganymedes (Vervolg))aant.Jupiter[67] Kijk nou toch, de jongen denkt wéér aan melk en zijn vroeger leven, hij meent onder stervelingen te verkeren. Het is hier niet de mensenwereld, maar de hemel, die alles ziet. Zoals ik je al zei, drinken we hier nectar. | |
Ganymedes[71] Goed, maar die nectar die volgens jou, Jupiter, zo lekker is, zou die dan lekkerder dan melk kunnen zijn? | |
Jupiter[73] Sterker nog, wanneer je maar met de minste aanraking van je lippen begint te proeven, dan wil je niet meer aan melk denken. | |
Ganymedes[75] Waar zal ik mij 's nachts te ruste leggen? Die kleine Cupido die je noemde zal toch niet zowel 's nachts als overdag bij me zijn? | |
Jupiter[77] Nee, maar dat je je 's nachts bij mij kunt neervlijen, dat is de reden waarom ik je, ventje, hierheen heb gebracht. | |
Ganymedes[79] Vader heeft vaak verteld hoe ik 's nachts woelend in bed had liggen duwen, hiel tegen hielen, voeten tegen voeten. Vaak ook, als hij wakker was geworden door mijn schelle stem als ik in mijn slaap praatte, zei hij dat ik naar mijn moeder moest gaan. Als jij mij daarom, beste Jupiter, naar de hoge hemel hebt gebracht, zal het moment komen dat je me aan mijn vaderland teruggeeft. | |
Jupiter[85] Maar dit nu juist zal fijn zijn, dat je wilt dat ik slapeloze nachten doorbreng, dat ik samen met jou wakker blijf. Onderwijl zal ik duizend kussen geven op je rozerode lippen, ondertussen zul je een prettige last voor mijn hals zijn. [89] Jij nu, Mercurius, doordrenk hem, wanneer hij zijn lichaam gedrenkt heeft met purperen nectar, met goede manieren.
[91] Zo sprak de koning der goden en hij droeg de jongen - die ook nu de bekers mengt - over aan Mercurius ter onderrichting.
1611, 14 jaar. |
|