Latijnse gedichten 1607-1620
(2004)–Constantijn Huygens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
65 01 04 1610 Ged., dl. 1 p. 18
| |
HodoeporiconHet was volop winter en van alle kanten blies een felle wind met dichte vlagen hagel, toen ons plotseling het droevige nieuws ter ore kwam - o smart! - dat onze neef Marcus zwichtte voor de dood en reeds in de volle greep van de dood was. [6] Eerst wordt deze allertreurigste brief aan moeder overhandigd, zij opent hem om hem te lezen, onder het lezen komen de tranen. Wij staan om haar heen en omdat we benieuwd zijn hoe het met hem zou gaan, vragen we: ‘Vanwaar dit, allerliefste moeder? Zeg ons toch, waarom huil je? Vanwaar al die zuchten?’ Waarop zij, kreunend uit de grond van haar hart: ‘Onze neef is - ach! - heel dicht bij de dood, zijn laatste dag - helaas! - is aangebroken en ik zou menen dat hij niet meer leeft.’ |
|