48 04 09 1608→ Ged., dl. 1 p. 12
Psalm 42aant.
[1] Gelijk een moe hert schreeuwt naar de klare wateren, zo schreeuwt mijn hart tot U, zegenende God. (2)
[3] O gewenste dag, wanneer ik het stralend aangezicht van mijn Heer zal kunnen aanschouwen en Zijn tempel zien. (3)
[5] Dag en nacht zijn mijn tranen mij tot spijs, omdat men mij vraagt: waarom wordt u nu door uw Heer verlaten? (4)
[7] Maar wanneer ik weer aan Uw goedheid denk, wordt mijn bedrukt gemoed getroost door de gedachte aan die tijd, (5)
[9] toen ik met een grote schare om mij heen optrok naar Gods heilige woning om te offeren. (5)
[11] Wat benauwt gij mij, gekwelde ziel, met kommervolle smarten? Laat uw angst varen en leer te vertrouwen op de Here God. (6)
[13] Leer te vertrouwen op God; wanneer ik door Zijn verlossing behouden het vaderland heb bereikt, zal ik altijd lofzingen. (6)
[15] O God, o eeuwig heerser over mensen en goden, mijn ziel ligt verslagen, overweldigd door kommervolle smart, (7)
[17] en daarom gedenk ik Uwer als ik mij als balling schuil houd tussen de rotsen van het Hermongebergte en in het land van de Jordaan. (7)
[19] Erger dan wanneer een angstaanjagende hagelbui over de verlaten bergen raast, bestookt grimmige rampspoed mij van alle kanten. (8)
[21] Als Gij echter naar mij omziet met vriendelijk gelaat, zullen de wolken van neerslachtigheid van mij wijken. (9)
[23] De smartelijke zorgen zullen mij niet beletten te loven, ja zelfs des nachts zal ik God verheerlijken. (9)
[25] Ik zal zeggen: Waarom verlaat Gij mij, een voorwerp van spot voor de vijanden, o Vader, o mijn steun en toevlucht? (10)
[27] Ik word verscheurd wanneer de schare die mijn leed komt aanschouwen, vraagt: waarom wordt u nu door uw Heer verlaten? (11)
[29] Wat benauwt gij mij, gekwelde ziel, met kommervolle smarten? Leg uw angst af en leer te vertrouwen op de Here God. (12)
[31] Leer te vertrouwen op God; wanneer ik door Zijn verlossing behouden het vaderland heb bereikt, zal ik altijd lofzingen. (12)
12 jaar, 1608.