Adyosi / Afscheid
(1994)–Albert Helman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 121]
| |
Bij een fotoaant.Mijn zoon, jij zit in Holland,
en ik zit hier alleen
in ons Sranan, mijn jongen...
Al jaren ben je heen...
Je bent zo groot geworden,
je ziet er keurig uit.
Kon ik je stem maar horen,
dat vrolijke geluid.
Je zit zo ver in Holland,
de zee die is zo breed...
Daarom schreef je zo lang niet.
Als je ons maar niet vergeet.
Je ziet daar mooie dingen
en wordt er zo geleerd...
Je weet niet hoe verlangen
mijn binnenste verteert.
Jij bent daar aan 't studeren
en voelt je daar zo vrij.
Ik wacht op je, mijn jongen...
De jaren gaan voorbij
en voordat je terugkomt,
ben ik een oude vrouw.
Maar wat er ook verandert,
je moeder wacht op jou.
Als ik je straks terugzie,
dan ben je ingenieur
voor al die grote heren,
en bij de gouverneur.
Daaraan moet ik steeds denken
als ik uit wassen ga:
ik stuur je een paar centen,
ik blijf toch je mama...
| |
[pagina 122]
| |
't Is waar, soms ben ik angstig
dat jij me niet meer kent
als je bij al die heren,
of in de Staten bent.
Want ik blijf Nene Nora,
die van het Molenpad...
Maar 'k heb je steeds gegeven
wat ik te missen had.
Al toen je werd geboren,
had je geen vader meer.
Ik wil er niet aan denken,
want nu ben jij een heer,
Voor jou ging ik uit werken,
dat je de school bezocht.
Kokkin, was-, marktvrouw, alles, -
dat jij je boeken kocht.
En toen je moest gaan reizen
omdat je 't zo graag wou,
ben ik nog méér gaan werken
en stuurde ik geld voor jou.
Die vijfenzestig gulden
toen jij examen deed,
ze kwamen uit het Leenhuis;
't is goed dat jij 't niet weet.
Je hebt genoeg te denken;
zovéél moet in je hoofd...
Als je maar braaf wil blijven,
dat heb je me beloofd.
Je trouwt misschien in Holland
en neemt een blanke vrouw,
en eet dan nooit meer zoutvlees,
of rijst met bakkeljauw.
| |
[pagina 123]
| |
Maar ik wil heel graag vasten,
dat jij nu beter eet,
en in zo'n stoffen pakje
heel deftig bent gekleed.
En als je met die dame
getrouwd en wel hier bent,
hoop ik - je krijgt zelf kinderen -
dat zij me een beetje kent...
Ik moet de was gaan halen,
ginds in de Gravenstraat...
Wat zeggen ze, als jij later
daar op visite gaat?
Dan... neen, zoekt Nene Nora
maar naar een ander huis
waar ze de was gaat brengen.
God, geef me kracht naar kruis...
Wanneer mijn lieve jongen
maar heel gelukkig wordt,
komt - wat ook mag gebeuren -
zijn moeder niets tekort.
Bewaar hem voor me, Here,
maak hem een flinke man,
laat al mijn vrienden zeggen:
‘Ai, Tjallie, dàt na wan!’
En als zijn oude moeder
hem dan nog minder ziet
als nu, vergeef hem, Here,
- zo'n jongen weet het niet.
Dat weet alleen een moeder,
een heel gewone vrouw...
Moet ik dan sterven, jongen,
- ik leefde alleen voor jou!
[Uit de vaudeville De negen muzen, 1957] |
|