Dichtwerken. Deel 2(ca. 1880)–Bernard ter Haar– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De laatste zonnestraal. Zie welk een eerbied spreekt er uit het wezen Dier achtbare oude, die in 't Bijbelblad Aan 't vensterraam vol aandacht zit te lezen, Verheugd, dat zij dáár nog het zonlicht had. 't Is avond reeds en 't kamertje verdonkert Zich telkens meer, maar schoon de scheemring daal', Hier buiten, aan 't omwingerd venster, flonkert In vlammend goud de laatste zonnestraal. Hoe lieflijk staat haar 't zilvergrijs der haren, Omschenen door 't verguldend avondlicht! Als of 't gelaat geen rimpel droeg der jaren, Zóó zonnig straalt het ernstig aangezicht: Deed dit het Boek? Zond dit uit zijn gebladert Een vredegroet uit 's Hemels vreugdezaal? Of is 't uw glans, die, nu het scheiden nadert, Te schooner blinkt, o laatste zonnestraal! Gelukkig wie aan d' avond van zijn leven, Als de aardsche dag naar rust verlangen doet, Een blik der zon, die vreugd en moed komt geven, Verkwikkend voor het oog en 't hart, ontmoet! Gelukkig wie, bij 't avondgrauw der jaren, Nog licht en troost, eer 't nachtlijk duister daal', Weet uit het boek des levens op te garen, En winst doet met zijn laatsten zonnestraal! Naar het Hoogd. van C. GEROK. Vorige Volgende