Dichtwerken. Deel 2(ca. 1880)–Bernard ter Haar– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het omkranste kruis. (Aan dezelfde) Een kruis met rozen Is 't menschenlot, Is 't rijke leven, Uw gave, o God! de Génestet. Een kruis, 't symbool van 't zwaarste lijden, Met rozen - 't beeld van 't zoetst verblijden, Wat roept die beeldspraak voor den geest? Dat bleeke marmer met die kleuren? Ach! wat ons danken doet en treuren, 't Is saamvereenigd op dit feest. Een kruis - maar overdekt met rozen, Die zacht, bij 't dalend zonlicht, blozen, Het staat zoo schoon, geplant op 't graf; 't Spreekt taal der hoop dáár tot den droeve, Want kalm te staren op de groeve, Is ook een bloem, die 't Kruis ons gaf. Een kruis - maar met een krans omwonden, Het blijft voorspellend u verkonden, Te midden van den lijdensnacht, Wat heerlijk loon den aardschen strijder, Maar niet door 't leed verwonnen lijder, Als kroon der overwinning wacht. [pagina 249] [p. 249] aant. Een kruis met rozen - vriendlijk teeken! Het blijve u moed in 't harte spreken, Hoe God het bitt're mengt met zoet, En dikwerf zalige oogenblikken Van vreugde en hoop en zielsverkwikken Ook onder 't lijden smaken doet. Ja! dankstof bleef er bij ons treuren, Daar zijn nog rozen, rijk in geuren; Daar zijn nog dierbren, groot en kleen, Die door hun liefde en teederheden Een bloem doen vallen vóór uw treden, Zelfs om uw smartlijk ziekbed heen. En valt het lichter 't leed te dragen, Waar 't oog zoo blijft op 't Kruis geslagen, O, dat mij God dan geven mocht, Nog vaak daaraan een krans te hechten, En bloemen er doorheen te vlechten, Die liefde en hoop te zamen zocht! En als ge, los van de aardsche banden, In 't oord der zaalgen aan moogt landen, Zeg dan: ‘Als weg naar 't Vaderhuis Had God mij 't lijdenspad gekozen, Maar toch - daar bloeiden altijd rozen Rondom mijn kruis!’ Vorige Volgende