Dichtwerken. Deel 2(ca. 1880)–Bernard ter Haar– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De kinderen op vaders verjaardag. Weer komen wij, uw groot gezin, Het voorwerp van uw trouwste min, U vroolijk juublend tegentreden; Weer juichen we, om u heen geschaard; De blijdste en schoonste dag is 't heden, Nu 't hoofd des huisgezins verjaart! Wij weten, hoe ge uw kindren mint; Hoe gij in ons u zalig vindt; Hoe gij blijft slaven, zwoegen, zorgen, Opdat het ons geluk vermeer' En, als gij neerknielt in 't verborgen, Hoe ge ons dan opdraagt aan den Heer! [pagina 136] [p. 136] ‘Heb dank! heb dank!’ zóó zingen wij; ‘Spaar, Hemel! hem,’ zóó bidden wij, Dien wij nog lang als gids behoeven. Bewaar ons, dat wij nooit zijn hart, Zijn teergevoelend hart, bedroeven, Hem weenen doen van vadersmart!’ ‘Volge aan de hand der trouwste ga Hem vrede en vreugde en voorspoed na! Dale op zijn pad een bloemenregen! Schenk hem op aarde 't heilrijkst lot, En kroon zijn arbeid met Uw zegen!’ Zóó Vader! bidt uw kroost tot God. O, leent Hij onze bede 't oor, Dan volgen we u in 't deugdenspoor, Door u zóó moedig ingeslagen: Dan zien wij u, door elk bemind, De zilvren kroon der grijsheid dragen, Die gij op 't pad der godsvrucht vindt. Ver zij voor u nog 't eind der baan, Maar, landt ge eens in Gods Hemel aan, Waar zaligen u welkom groeten, O, zij ook ons de vreugd bereid, Dat we allen u dáár weer ontmoeten, Door u dien Hemel ingeleid! Dat we als uw blijdschap en uw kroon, Met u dan knielen voor Gods troon, Met u den Heiland tegenzweven, Terwijl gij dankend spreekt: ‘O Heer! Veel hadt Gij mij in leen gegeven - Hier hebt Gij al mijn kindren weer!’ Vorige Volgende