De krans van tachtig jaren.
(Den hoogleeraar W.A. Van Hengel toegezongen.)
We omkransen 't achtbaar hoofd, gekroond met tachtig jaren!
Wat liet uw levensdag een oogst van vruchten garen!
Wat schonk uw middag veel, en wat is de avond schoon!
Al dekt de wintersneeuw uw haren;
Geen blad is nog verdord van de altijd groene blâren,
En de ouderdom vlocht U een nieuw verworven kroon.
Gij ziet ons als voorheen vol eerbied op U staren,
En meer dan één geslacht zich dankend om U scharen,
Verrassend oogenblik, bij 't vreugdevol begroeten!
Dáár stonden we om U heen in breed gevormden kring,
Wij mannen, die gij zaagt gezeten aan uw voeten,
Toen 't oor des jonglings nog aan uwe lessen hing!
O! 't moest U streelend zijn, dat we U als leeraar roemden,
Maar dat we, als zonen, U het liefst nog ‘vader’ noemden,
Hoe warm de hulde ook was, die U werd aangeboôn,
Was voor uw zielsgevoel, aan d' avond van een leven,
Waarin de schittering des roems U bleef omzweven,
Licht, eedle Grijsaard! 't zaligst loon!
Terugziende op uw pad, herdenkt gij al den zegen
U toegestroomd, en roemt: ‘Mijn ziele loov' den Heer!’
Ge aanbidt de liefde Gods, ook in Zijn donkre wegen,
Hem dankt ge uw eer, uw vreugd, al 't heil door U verkregen,
En op dit dankaltaar legt ge al uw lauwren neer.
O, pluk er andre nog! - Blijf lang nog in ons midden!
(Zoo hoort ge uw vrienden met uw kindren juublend bidden!)
Dat Leiden's Hoogeschool U lang haar Nestor noem'!
Draag lang de zilvren kroon der godsvrucht en der wijsheid,
En staaf en predik, in de dagen uwer grijsheid,
Oud-Neerlands letterroem!
Och! bleev' uw avond vrij van foltrend smartverduren!
Weez' 't bronzen speelwerk ginds U enkel zalige uren,
En nooit een uur van rouw U op zijn talplaat aan!
| |
En moog' 't aandoenlijk uur van 't scheiden,
Hoe kalm gij in 't Geloof zijn naadring blijft verbeiden,
Eerst spade voor uw kindren slaan!
En blinkt U dan de kroon der overwinning tegen,
En wordt der zaalgen rust na de aardsche rust verkregen,
't Zij dubbel zalig U, omdat ge in hooger sfeer,
Met nooit verwelkte kracht en tot nog rijken zegen,
Zult werken bij uw God en Heer!
|
|