Dichtwerken. Deel 2(ca. 1880)–Bernard ter Haar– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] Feest- en vreugdeklanken. Bij eene verloving. 't Is buiten nog guur en nog woest op het veld, Waar buien langs dwarr'len en jagen, En 't ijs, dat de stroomen omspant en beknelt, Wordt dunner geschuurd door de vlagen. Natuur heeft geen loover of bloem tot haar pronk, Want zoo zij een enkel viooltjen ons schonk, Ik wond het vol vreugd door uw haren; Doch Flora bracht binnen haar bloemen bijeen, Maar buiten liet de adem van 't Noorden er geen Om groen voor een bruidskroon te gâren. Toch stemt uw verrukking tot blijdschap mijn geest, Al draag ik geen krans aan mijn vingren; Al breng ik geen lotos en mirt op uw feest, Om vroolijk uw lokken te omslingren. Geluk met het heil, dat de Hemel U gaf! Green koning is rijker met purper en staf, Die pas op zijn troon is gestegen, Dan gij, die elkander zoo teeder bemint, En ras, als de Liefde U voor 't outer verbindt, Uw vurigsten wensch hebt verkregen. Ook de aarde, zoo kwijnend en droef van gelaat, Als scheen ze om haar bloemen te treuren, Zal straks weder bloeien in vroolijk gewaad, En drijven in wolken van geuren. Dan huppelt de Zefir liefkoozend langs 't kruid; Dan kiest ook de Hemel zich de Aarde tot bruid, En zal haar in hoogtijdsdos sieren; [pagina 89] [p. 89] Dan klimt weer de vreugde in de schepping ten troon, Dan hangt zij glimlachend haar bloemen ten toon, Om 't feest van uw liefde te vieren. Maar schoon ook het tooisel der lente verdwijnt, Het bloempje der liefde blijft bloeien, Schoon bloesem en loover en anjer verkwijnt, En beekjes vergeten te vloeien; Ja, 't is of dat bloempje veel schooner nog wordt, Als 't rimplige loover in 't najaar verdort, En 't purper verbleekt op de rozen; 't Is 't beeld van die bloemen, die, zedig van kleur, Heur walmen ontbindend in lieflijken geur, In 't midden des winters hier blozen. En naakt eens de winter met sneeuwjacht en vorst, De neev'lige winter der jaren, En dempt hij het bruisende vuur in de borst, En kranst hij met zilver uw haren: Dan tier' nog dit bloempje der liefde voor U, Dan straal' nog uw oog zoo van blijdschap als nu, Bij 't weerzien op 't pad door dit leven! Blijft dan, als gij tranen van vreugd en van smart Te zamen geweend hebt, 't nog zeegnen in 't hart, Dat God u elkaar heeft gegeven! Vorige Volgende