Bl. 83.
Aan eene jonge weduw.
Aan mijne eenige dochter toegezongen, op den sterfdag van haar echtgenoot, mijn veelgeliefden schoonzoon H.W. Terpstra, overleden als predikant te Zaandijk, 8 April 1864.
De lijkbaar, door een kleinere schaar gevolgd, werd, voordat zij naar het kerkhof grafwaarts werd gedragen, vóór het doophek in het ruim der kerk nedergezet, waar intusschen een groot deel der gemeente zich had verzameld. De predikstoel was op eenvoudige maar indrukwekkende wijze met rouwfloers omhangen. Te midden van den breeden kring, die hier zich vormde, werd door mij een toespraak gehouden, die vóór een zestal nagelaten leerredenen van mijn schoonzoon is geplaatst.
Want zijn God bleef toch Koning.
‘Rust mijn ziel, uw God is Koning!’ waren de laatste woorden des ontslapenen.