Dichtwerken. Deel 2(ca. 1880)–Bernard ter Haar– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan een hoogbejaarden vriend, met een boekgeschenk. Den Grijsaard, die, den blik vrijmoedig opgeslagen, Zijn zilv'ren lokkenkrans mag om den schedel dragen; Wien 't hart nog jeugdig klopt voor 't eeuwig ware en schoon'; Die, als de spar in 't woud, nog in zijn winterdagen De sneeuwvlok en het groen dooreenmengt in zijn kroon; Den eedlen strijder, die voor 't stormgeloei van 't leven Het manlijk hoofd niet boog, noch krachtloos nederzonk; Die nog der kranken steun en helper is gebleven, En waar de zicht des doods reeds dreigend scheen geheven, Als reddende engel Gods, vaak 't leven wederschonk; Die, zwaar door 't leed beproefd, met ieders leed bewogen, Schoon met de rust gekroond, nog werkzaam op zijn post, De hand houdt uitgestrekt om tranen af te drogen, Tot hij als Christen door zijn Heer worde afgelost; Die, waar hij weldaân strooit, geen lof of dank komt vragen, Maar 't plichtbewustzijn kent als 't reinst en zaligst loon: Hem zij, als blijk der liefde, in 't hart hem toegedragen, (Ach, luttel is de gift!) dit offer aangeboôn! Vorige Volgende