Dichtwerken. Deel 2(ca. 1880)–Bernard ter Haar– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Zomer. Bij eene kunstplaat van Hobbema. Zijt ge alweer van ons geweken? - Vloogt ge in snelgewiekte vlucht D'eiber na naar warmer streken, Zomer! met uw balsemlucht; Met uw korf vol blad en vrucht; Met uw blaakrend zonnebranden; Met uw mild bestrooide landen; Met uw goudgeel korenkleed, En uw donzig grastapeet; Met uw sprei van zilverlaken; Met uw geurig bloemenbed, En uw bontgeruit karpet; Met uw zangers op de daken; Met uw orgeltoon in 't hout; Met uw fluitconcert in 't woud; Met uw donkre loofgordijnen, Die ge toeschooft zwaar en dicht, Dat de zon niet door kon schijnen, Dan met rood en domm'lig licht; Met uw broeiende onweersbuien, Als ons oog in 't walmend Zuien Zag de witte koppen kruien, Kokers van den bliksemschicht! Wielen van den donderwagen! - Met uw langgerekte dagen, Als de schepping mat en moe, Op den middag ons kwam vragen: ‘Hijgt gij ook niet d' avond toe!’ Als aan breed vergulde kimmen 't Zonlicht dralend nederdook, En zijn vuurbol weer liet klimmen, [pagina 39] [p. 39] Als de nacht haar oog pas look; - Met uw lieflijke avondkoelte, Als de maan, meer rood dan bleek, Glurend door de blaadren keek, Hoe hun waaier ons de zwoelte Van het gloeiend voorhoofd streek. Uitgebloeid is weer het Eden, Zomer! van uw lieflijkheden; 't Pas ontloken Paradijs Gaaft gij der verwoesting prijs; Slechts in hel verlichte zalen, Waar de gouden luchters stralen, En 't bewondrend oog mag dwalen, Over 't zonnig landtafreel, Uitgegoten op 't paneel, Laat gij nog een glimlach gloren, En de Zomer wordt herboren Door de schepping van penseel! Uitgebloeid is ras het Eden Van der jonkheid lieflijkheden; Spreekt ge al tot uw lente: ‘keer!’ 't Is vergeefs teruggebeden - Wat verdord is, bloeit niet weer! Spelt u nog uw Zomer zegen, Ook zijn stemme roept u tegen: ‘Als de zomer weggegleên, Gaat de kracht des mans daarheen.’ Zal een herfst ons zijn beschoren? - Ach, wie zegt dat u of mij? - 's Zomers velt de sikkel 't koren - Licht is de oogstdag ons nabij! Vraag dan in uw zomerdagen, Of uw akker vracht ging dragen, En reeds wit om te oogsten zij? Vorige Volgende