Dichtwerken. Deel 2(ca. 1880)–Bernard ter Haar– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Borger's nagedachtenis gehuldigd, bij de bevordering van zijnen zoon P.A. Borger, tot doctor in de godgeleerdheid. U bruist de feestbokaal! U, die de kroon moogt dragen, Nu gij het letterspoor, met geestdrift ingeslagen, Voleindigd hebt met roem! U is een dubb'le krans om 't jeugdig hoofd gewonden: Een frissche lauwertak, met Borger's naam verbonden, Dien ik vol eerbied noem. [pagina 22] [p. 22] Van hem, wiens hoofd de glans van 't echt genie omstraalde; Een ster, voor 't eerst gezien, die flonkrend rees, maar daalde Toen pas haar loop begon! Van hem, die, vroeg volleerd, te vroeg ontrukt aan de aarde, In luttel jaren tijds een roem van eeuwen gaarde, Een oogst van lauwren won! Als Reednaar stond hij daar, van Pinkstervuur omblonken; Zijn dichterlijke lier schoot starren uit en vonken; Zijn zangen sterven niet! En wie, o grijze Rijn! doolt langs uw oeverdreven, Hoort niet in 't zuchtend riet een droeven harpklank beven? - 't Is Borger's zwanenlied! Heil u, gij zijt zijn Zoon, gij draagt zijn bloed in de ader! Gij toont u de afkomst waard van een roemruchten Vader, Gelauwerd met die kroon! Zijn stof heeft Katwijk's duin! - Zijn naam heeft 's lands Historie! - Aan Leiden's Hoogeschool vermaakte hij zijn glorie, - Zijn geest ruste op zijn zoon! Vorige Volgende