Dichtwerken. Deel 2(ca. 1880)–Bernard ter Haar– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Eerste liefde. Aan een vriend op 't jaarfeest zijner Elize. O dass sie ewig grünen bliebe Die schöne Zeit der jungen Liebe! Schiller. Ontsluier uw gelaat, o Min! Doe in uw blik ons lezen, En trek dien vloed van stralen in, Die rondgolft om uw wezen! Bestem uw werking, meldt uw doel! Schets zelf uw eerst ontwaken, En 't nooit te schildren zielsgevoel, Waarvan gij 't hart doet blaken! - 't Gevoel, dat ons een mengling biedt, Waar vreugde en smart in wemelt; [pagina 15] [p. 15] Dat vaak in tranen overvliet, Waardoor een glimlach hemelt; Dat weemoed aan verrukking paart, En zaligheid aan 't weenen; Wiens macht een nieuwe schepping baart, Voor 't eerst ons oog verschenen! - Gij doet ons wandlen in een droom, Waaraan we ons willig boeien, Waarin we een poos den levensboom In 't Paradijs zien bloeien; Waarin ge ons staag op zijde blijft, Of, voor ons uitgetreden, Den Cherub met het zwaard verdrijft, Die d' ingang weert van Eden. Ontdek ons, wie ge, o Liefde, zijt! Werdt gij op aard geboren? Of daalt ge, als ons uw komst verblijdt, Uit 's Hemels zaalge koren? - Wis zijt ge aan hooger sfeer verwant, Wis hebt gij Englenwaarde; Maar zocht een tweede Vaderland, En daaldet neer op aarde. Heb dank, dat gij van boven kwaamt, Van zeegnend licht omgeven, En de aarde in uw bescherming naamt, Voor 't stormgeloei van 't leven! - Heil hem, wien de eerste liefde ontvonkt, Die, door u uitverkoren, In 't oog dat zacht hem tegenlonkt, Uw Hemellach ziet gloren! Die met al 't vuur des jonglings mint, En weer bemind wordt tevens; Die 't hoogste goed op aarde vindt - Een gezellin des levens. [pagina 16] [p. 16] Heb dank, - waar de aarde uw invloed zag Waar ge ooit uw woonplaats kieze - Hier zetelt ge in een dankbren lach Op 't jaarfeest van Elize! Ik zag haar nooit, wier zielvol oog Mijn vriend een hemel teekent; Toch slaat mij 't hart van blijdschap hoog, Nu hij zich zalig rekent. Vast is zij als een Engel zacht En licht tot vreugd te wekken; Vast schenkt de deugd, wanneer zij lacht, Haar adel aan haar trekken; Vast troost zij graag der droeven smart, Waar zij te troosten vinde; Vast heeft Elize een edel hart, Omdat mijn vriend haar minde. Gij, Liefde! vondt die bloem te schoon, Om aan een beek te schuilen, En wondt haar door een lauwerkroon, Om 't hoofd mijns vriends te omtuilen. Draag, Engel! dan mijn bede omhoog, Dat hij dien heilstaat erve, Door haar zich zalig vinden moog' En spade op aard haar derve! Bid met ons, als voor 't echtaltaar Mijn vriend knielt naast Elize, Dat God in u voor hem en haar Een gids ten hemel kieze! Vorige Volgende