Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 17
(2001)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1013. 1625 september 29. Van N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheere, Den uwen van den XVIIIGa naar voetnoot2 gheeft mij niet alleen contentement omdat hij lang is, maer insonderheyt omdat uE. in de goede opinie die ick van uE. neeffGa naar voetnoot3 hebbe ende geve, gerust begint te werden. Deselffde opinie is mij dese weecke noch versterckt bij Dr[iackel] ende Artax[erxes],Ga naar voetnoot4 die hem elck in 't bijsonder hebben gesproocken met meer contentement als oyt tevoren. In summa, sij oordeelen met mij de wille goet te sijn, maer dat den tijt ende gelegentheyt moet werden verbeyt. Die het naturel perfect kennen, seggen dat hij lange resolveert, maer geresolveert sijnde prompt executeert. Te seer is hij niet te perssen, want niet aenvangen sal dat hij niet selffs goet en vint. CandenusGa naar voetnoot5 seyt dat hij niet en twijfelt ofte is soo genegen om uE. goet te doen als uE. om te ontfangen. Wij moeten de wtcomste met patiëntie verwachten ende geen tijt noch middelen versuimen. Kenenb[urch]Ga naar voetnoot6 is apparent te commen daer wij hem garen sagen, doch soo haest niet als wij wel wilden. Dese Vergaderynge sal daer niet van vallen, overmits soo weinych van dat litGa naar voetnoot7 hier sijn. 't Schijnt sij absenteren, omdat se de recommandatie niet derven tege[n]staen ende niet garen aen en nemen. Den prins heeft het ernstych gerecommandeert. Den heer van MatenesGa naar voetnoot8 staet oock op goede mate. Veenhusen ende Van der MyleGa naar voetnoot9 sijn meer tegens de borst; apparent vreesen sij te werden overstemt. Men meent mijnheer den prins een reyse in Gelderlant ende Zeelant sal doen. Voor het nieuwe jaer meene ick niet dat wij yet hebben van u proces te hoopen. Oock meene ick niet te solliciteren; het heeft nu soolange geduirt dat men noch wel wat mach patiënteren. Wij winnen alle dage, soo stellen haer de humeuren tot sachtycheyt. Mijnheer den prins is dese weecke sieckelijck geweest, is nu beter. Mijn broedersGa naar voetnoot10 sijn voor sijn bedde bij hem geweest ende eergisteren met goede hoope vertrocken. Hij stelt alles wt tot de plaetse vacant is, maer toont genegentheyt. Dat soude verde sien. Mansvelts troupesGa naar voetnoot11 gaen te scheep tot secours van den conynck van Denemarcken. Het regiment van Haersvelt,Ga naar voetnoot12 bij de Staten gelicht, sal hem oock werden gesonden, oock wert hem eenych gelt geleent. Het regiment van CandaleGa naar voetnoot13 meent men dat in dienst sal | |
werden gecontinueert ende de nieuwe ruyterije tot twaelff compangiën gereduceert.Ga naar voetnoot14 Men souckt hem hier te evertueren op hoope van de ligue offensyff ende defensyff, daervan men seyt dat ter naester maent sal werden gehandelt. De ordinarese ambassadeurs van Vranckerijck ende Engelant seggen last te hebben om in besonges te treden.Ga naar voetnoot15 Mansvelts peerden werden geconvoyeert tot in 't graeffschap Oldenburch; hij is selffs vertrocken, vorst ChristiaenGa naar voetnoot16 volcht mergen. De troupes van Hae[r]svelt sullen onder verschot voor drie maenden bij het lant werden betaelt; dat is het gelt dat sal werden geleent. Uwen brieffGa naar voetnoot17 is bestelt, was aengenaem, las die in mijn presentie niet; van Langerack smaeckte niet.Ga naar voetnoot18 Toont mij extraordinaire genade, noode mij om duckmael te commen, met verseeckerynge van seer willecom te sijn. Van u saecke sprack ick niet als wat devoiren uE. daer doet ende warom uE. selden schrijft. Vertelde wt wat houck het quam dat bij de Staten-Generael vremt was gevonden dat Van der Myle op de begravynge was genoot, seyde te weten dat het van twee, drie rechters quam, dan dat hij niet wilde sien op yemant[s] gevoelen in religie, maer op sijn genegentheyt tot het lant. Sprack op die ende andere materie seer vrij, namentlijck dat men hier van straff om de religie niet spreecken en mach. Recommandeerde sijn Excellentie mijn saecke; seyde als het tijt was, dat hij soude toonen mijn vrient te sijn.Ga naar voetnoot19 Dit is hetgene mij tsedert mijn lesten voorgecommen is. UE. bouckGa naar voetnoot20 verstaen ick dat aen[ge]commen is ende datter seer wert naer ve[r]lanckt. Neck, dijckgraeff ende burgemeester tot Hoorn,Ga naar voetnoot21 heeft mij daervan aengesproocken, toont uE. veel te estimeren ende al wat van uE. compt. Van Muis ende Teresteyn is nu niet;Ga naar voetnoot22 noch wij hooren niet van Duinckercke. Recommendere mij hiermede aen uE. huisvrou. Met haest, desen XXIX September 1625.
Ick sal mijn hoosen van mijn suster eerstdaechs verwachten. Ick reyse mergen off overmergen eens naer Zeelant, comme tegens het eynde van October, dat is den 20 off 25, weder in Den Hage. Daertegens sal ick uE. brieven wederom daer verwachten. | |
Adres: A monsieur/(mo)nsieur Grotius, à Paris. In dorso schreef Grotius: 29 Sept. 1625 N. Reig. |
|