Briefwisseling van Hugo Grotius. Deel 17
(2001)–Hugo de Groot– Auteursrechtelijk beschermd1011. 1625 september 22. Van N. van Reigersberch.Ga naar voetnoot1Mijnheere, Den uwen van den 5 September is onbeantwoort gebleven; sal hem darom nu met dien van den 12 beantwoorden.Ga naar voetnoot2 Dien aen u neeffGa naar voetnoot3 heb ick noch niet bestelt, niettegenstaende alle mogelijcke devoiren daertoe aengewent. Eens heb ick hem tesedert den ontfanck gesproocken, maer met soo weinych gelegentheyt, dat ick niet goetvont die te presenteren. Ick heb vandage noch daerom wtgeweest; dan hadde medicinen genomen. Ick vertrouw dien vrient alles goets, maer sijn naturel is niet om yet te verhaesten ende darom | |
dient uE. het hoopen niet moede te werden, bijsonder alsoo ick niet kan sien een plaetse, daer uE. alle conditiën vinden kan die uE. begeert. In Beyeren obsteert de religie. De oostersche steden weet ick niet dat aensouck doen. Waer het sij, uE. sal der difficulteyten vinden. Hier te geraecken heeft de meeste swaricheyt, maer hier te sijn kan sonder peryckel wesen. Soo wij op formaliteyten staen, moeten wij op geen tijt letten, want dat kan niet haest geschieden; off het oock in alles naer wensch oyt wesen sal, is noch mede onseecker: il n'y a que l'entrée difficile, le reste suit aisement. De difficulteyten die uE. in de combinatie van kercken vint, sien ick oock wel ende darom heb ick altijt geraden het polityck van het kerckelijcke te scheyden ende van het politycke te beginnen; daer is ons meest aen gelegen ende het eene mocht anders met het andere achterblijven. Naer ick alles gestelt sien, soo sullen de remonstranten niet te precys op haer stuck moeten staen, ofte sullen haer licht bedrogen vinden; soo sij haer een publycke kercke imagineren, abuseren sij mijns oordeels haerselven: den staet kan dat niet lijden, het synode moet blijven. Isser met eenyge verclarynge wat te doen, dat mach werden gehoopt. Mijn opinie is altijt geweest ende is noch, dat uE. sich in het geestelijcke niet verder en engagere; het is genoch dat wij voor ons particulier sorgen, laet de geestelijcke het geestelijcke bevolen sijn. Bidde uE. mijn advisen in dese saecke ter herten gelieve te nemen, als commende wt goede informatie ende genegentheyt. Ick weet al wat Dri[ackel]Ga naar voetnoot4 weet en misschien wat meer; hij heeft de wille goet, maer kan niet wat hij wil. Wij houden seer goede correspondentie. Sijn opinie is oock dat wij het noch wat aensien; ondertusschen late niet naer wat mogelijck is. U neeff was seer verwondert te verstaen dat die van Rochelle aensouck hadden gedaen. Sal hem van Beyeren nu oock vermanen; maer soolange geen conditie en presenteert die uE. genegen is aen te nemen, mach men hem niet te seer perssen. Met den thresaurierGa naar voetnoot5 heb ick in lange niet gesproocken, alsoo ick weet hij alles ontijdelijck oordeelt. Beaumont is niet hier, maer is apparent als ordinaris gecommitteerde haest te commen. De Staten van Zeelant vergaderen den 10 off den elffden Octobris ende werden dan alle de vacerende plaetsen vergeven. Sijn Excellentie recommandeert Beaumont. Veele in Hollant sien dat noode; wij doen daertoe alle devoiren ende sullen merckelijck daerdoor sijn gestijft. Voor Dria[ckel] is oock goede apparentie, sijn Excellentie recommandeert hem mede. Van der MyleGa naar voetnoot6 wert seer gecontramineert. Sijn Excellentie heeft hem mede op de begravynge beschreven. De Staten-Generael sijn daerin ontstelt geweest, wilden sijn Excellentie met drie gedeputeerde doen vertoonen dat haer vergaderynge sulckx vremt vont; een van NimwegeGa naar voetnoot7 ende den pensionaris de Jonge wt ZeelantGa naar voetnoot8 excuseerden haer van die commissie, soodat GochGa naar voetnoot9 alleen gesonden is, die den prins 's morgens, soo de begravynge soude geschieden, daervan sprack; doch dies niet jegenstaende is Van der Myle daer verschenen. Tsedert hebben sij DimmerGa naar voetnoot10 ontboden, vraechden warom hij hem hadde op de lijste gestelt; antwoorde sijn Excellentie sulckx hadde gewilt; begeren niet dat de lijste werde gedruckt, off dat den naem van Van der Myle openblijve.Ga naar voetnoot11 Sij nemen het daerop dat hij wel van die van Hollant, maer noch niet van haer wt sijn confinement is ontslagen. Hetghene haer meest let is dat | |
sij vreesen dat Van der Myle allenskens verde(r) soude geraecken. Op de heer van Kenenburch formaliseren sij haer niet.Ga naar voetnoot12 De heer Hogerbeets is seer solenneel begraven,Ga naar voetnoot13 treffelijck geaccompangeert, sijn wapen voor hem gedragen, dat hanckt oock voor sijn deure; daerop mompelen eenyge van de rechters; sullen sien off het blijven sal. Candenus is monsieur Wijts.Ga naar voetnoot14 Tusschen Muis en Teresteyn is niet voirder gepasseert.Ga naar voetnoot15 De schepen van Dunckercke sijn tot 19 in 't Scheurken,Ga naar voetnoot16 een fort daerontrent; men seyt sij noch eenyge verwachten om met de duistere maene vandaer, dat sij wel doen connen, in zee te loopen. D'onse sijn daer starck voor. Wij hebben hier advysen dat den conynck van Engelant 12 van sijn schepen voor Dunckercke heeft gesonden, opdat de onse, die met sijn vlote souden vertrecken, niet opgehouden werden. Men seyt het parlement reeckenynge van BuckengamGa naar voetnoot17 begeert van de lest geconsenteerde penyngen. Beyde mijn broedersGa naar voetnoot18 sijn hier nu bij de 14 dagen geweest, souden sijn Excellentie garen van de saecke uE. bekent spreecken, hebben geen gelegentheyt gevonden. Ick hebbe sijne Excellentie die saecke gerecommandeert vannieuwes; seyde dat hij het gedachtych sal sijn als 't tijt is. Van mijn particulier hebbe ick noch niet gesproocken. Sijn Excellentie geeft mijn groot contentement in alles wat ick tot noch toe hebbe versocht, de tijt sal voorder leeren. MannemaeckerGa naar voetnoot19 is hier wederom geweest ende, niet jegenstaende groote gedaen devoiren, is sonder commissie wederom vertrocken. BerchemGa naar voetnoot20 heeft versocht de stem van sijn Excellentie tot den Raet van State; heeft die niet connen crijgen; StavenisseGa naar voetnoot21 is apparent die plaetse te hebben. Den raetsheer MathenisGa naar voetnoot22 is gisteren overleden, cappiteyn DeventerGa naar voetnoot23 vier, vijff dagen geleden. Sijn Excellentie heeft sijn ordinaris colique, doch sonder coortse; Godt wil sijn persoon ende ons lant segenen. Ick meene een cort reysken in Zeelant te doen, maer moet haest wederom hier sijn. De humeuren schicken haer van dage tot dage meer ende meer tot moderatie. UE. sal wel doen ende letten om yet in te stellen dat gunste kan vermeerderen. Veele van de gemeente seggen uE. alreede op wech te sijn ende alles t'uwer comste, namentlijck de laste, sult remediëren. Wij moeten sien wat den tijt geven sal. Alles gaet, Godt loff, noch wel. Bidde, uE. gelieve te letten op alle bequame voorslagen; ick sal bij alle gelegentheyt toonen wat ick genegen ben voor uE. te doen. Met haest, desen 22 September 1625. | |
In dorso schreef Grotius: 1625, 22 Sept. N. Reigersb. |
|